Operation Manual

78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
2.
Selecteer de “REC” tab, selecteer “Filter” en
druk daarna op [ ].
3.
Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
volgens op SET.
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green
(groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze),
Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt
hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren
van een kleurfilter op de lens.
• Als de kleurversterking en de filterfunctie (pagina 77)
beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden,
wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt
kleurversterking niet uitgevoerd).
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te rege-
len van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie op MENU.
2.
Selecteer de “REC” tab, selecteer “Saturation”
(verzadiging) en druk daarna op [ ].
3.
Selecteer de gewenste instelling en druk ver-
volgens op SET.
Om dit te doen:
Hoge kleurenverzadiging (intensiteit)
Normale kleurenverzadiging (intensiteit)
Lage kleurenverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
High (hoog)
Normal (normaal)
Low (laag)