Operation Manual
ANDERE INSTELLINGEN
131
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor
het beginscherm, waardoor dit voor ongeveer 2 seconden
op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camera
inschakelt. Door op de spanningstoets of op [ ] (REC) te
drukken. Het beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ]
(PLAY) indrukt om de camera in te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Startup” (start) en druk vervolgens
op [왘].
3.
Toon m.b.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt
gebruiken voor het beginscherm.
4.
Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔]en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
beginschermbeeld
Schakel het beginscherm uit
BELANGRIJK!
• U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
— Het ingebouwde beeld van de camera
— Een snapshot dat u met de camera opnam
— Een film die u met de camera opnam maar
waarvan de bestandgrootte kleiner is dan de
hoeveelheid ongebruikte ruimte in het
ingebouwde geheugen.
• Het snapshot beeld of het filmpje dat u als het
beginschermbeeld selecteert, wordt opgeslagen in
het ingebouwde geheugen van de camera. Er kan
per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in het
beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan. Merk op dat het
niet mogelijk is een beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen kunt wissen. U kunt het
enkel vervangen door een ander (nieuw) beeld.
• Het oorspronkelijke startbeeld wordt gewist wanneer
het geheugen wordt geformatteerd (pagina 143).