User Manual
Table Of Contents
- Omslag
- Inhoudsopgave
- Overzicht en instellingen
- Gemeenschappelijke bediening voor alle functies
- Gebruik van de Digitale Piano
- Luisteren naar demonstratiemelodieën
- Selecteren van een toon
- Veranderen van het aanslagvolume naar de aanslagdruk (Aanslagvolume)
- Veranderen van de toonhoogte
- Gebruik van de geluidsmoduseffecten (Zaalsimulator/Nagalm en Surround)
- Gebruik van een DSP
- Gebruik van zweving
- Gebruik van helderheid
- Aanpassen van de geluidskarakteristieken van de akoestische piano (Akoestieksimulator)
- Gebruik van de knoppen
- Gebruik van de toonhoogteregelaar
- Gebruik van de arpeggiator
- Splitsen van het toetsenbord voor duet-spel
- Veranderen van de toonschaalstemming (Temperament) van het toetsenbord
- Gebruik van automatische begeleiding
- Selecteren van een ritme
- Spelen van een automatische begeleiding
- Patroonvariaties van de automatische begeleiding
- Activeren van het spelen van de automatische begeleiding via invoer van een akkoord op het begeleidingstoetsenbord (Gesynchroniseerd starten)
- Gebruik van het toetsenbord om het automatische begeleidingspatroon te regelen (Toetsenbordregelingsmodus)
- Selecteren van een akkoordinvoermodus
- Gebruik van één-toets voorkeuze
- Gebruik van automatisch harmoniseren
- Veranderen van het tempo van de automatische begeleiding en de melodie
- Gebruik van muziekvoorkeuze
- Registreren en oproepen van een basisinstelling (Registratie)
- Gebruik van de MIDI-recorder voor het opnemen van uitvoeringen
- Gebruik van de audiorecorder voor het opnemen van uitvoeringen
- Luisteren naar melodieën (MIDI-speler)
- Functie-instellingen maken (FUNCTION-modus)
- Gebruik van bedieningsvergrendeling
- MIDI-instellingen maken
- Wissen van alle gegevens in het geheugen van de Digitale Piano
- USB flash-drive
- Ondersteunde USB flash-drives
- Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een USB flash-drive en de USB type-A poort
- Aansluiten van een USB flash-drive op de Digitale Piano en loskoppelen ervan
- Formatteren van een USB flash-drive
- Gebruik van de USB flash-drive
- Gebruik van een computer voor het kopiëren van algemene melodiegegevens naar een USB flash-drive
- Opslaan van standaard geluidsgegevens (WAV bestanden) naar een USB flash-drive
- Koppelen aan een smartapparaat (APP-functie)
- Oplossen van moeilijkheden
- Referentie
- MIDI Implementation Chart
NL-17
Gebruik van de Digitale Piano
■ Uitschakelen van de splitsfunctie
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip ck SPLIT aan zodat de “SP” indicator van
het display verdwijnt.
U kunt de instellingen voor het volumeniveau, de
octaafverschuiving en de stemming afzonderlijk maken voor
de Upper1, Upper2 en Lower gedeelten. U kunt ook instellen
of de bediening van de pedalen en/of de cn PITCH BEND
regelaar de gedeelten wel of niet moet beïnvloeden.
■ Veranderen van de instellingen voor het
volumeniveau, de octaafverschuiving en de
stemming van elk gedeelte
Gebruik de FUNCTION-parameters 14 (PART VOLUME),
18 (PART OCT SHIFT) en 22 (PART FINE TUNE) om de
instellingen te maken. Zie “Functie-instellingen maken
(FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
■ In- of uitschakelen van de bediening van de
pedalen en de toonhoogteregelaar voor elk
gedeelte
Gebruik de FUNCTION-parameters 36 (DAMPER PEDAL),
41 (EXP/ASGN PEDAL), 48 (PEDAL UNIT) en 52 (WHEEL)
om de instellingen te maken. Zie “Functie-instellingen maken
(FUNCTION-modus)” (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
*1 De On/Off instelling die hier wordt geselecteerd, wordt
alleen toegepast wanneer de “Sustain”, “Sostenuto” of
“Soft” instelling in de tabel onder “Veranderen van de
functie van het pedaal aangesloten op de DAMPER
PEDAL-aansluiting” (pagina NL-7) is geselecteerd. In alle
andere gevallen wordt het effect (of de functie) die aan het
pedaal is toegewezen altijd toegepast, ongeacht wat hier
is geselecteerd.
*2 De On/Off instelling die hier wordt geselecteerd, wordt
alleen toegepast wanneer de “Expression”, “Sustain”,
“Sostenuto” of “Soft” instelling in de tabel onder
“Selecteren van het pedaaltype” (pagina NL-9) is
geselecteerd. In alle andere gevallen wordt het effect (of
de functie) die aan het pedaal is toegewezen altijd
toegepast, ongeacht wat hier is geselecteerd.
Lagen- en splitsinstellingen maken
Parameternaam
(getoonde
aanduiding)
Gebruik deze
instelling
(getoonde
aanduiding):
Om dit te doen:
PART VOLUME
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
0 - 127 Instellen van het
volumeniveau voor
elk gedeelte.
PART OCT SHIFT
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
–2 - +2 Instellen van de
hoeveelheid
octaafverschuiving
voor elk gedeelte.
PART FINE TUNE
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
–99 - +99 Instellen van de
toonhoogte, in
stappen van 1
honderdste, voor elk
gedeelte.
Parameternaam
(getoonde
aanduiding)
Gebruik deze
instelling
(getoonde
aanduiding):
Om dit te doen:
PEDAL UNIT
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
On, Off Instellen of de
bediening van de drie
pedalen aangesloten
op de cs PEDAL
UNIT aansluiting wel
of niet op elk gedeelte
moet worden
toegepast.
DAMPER PEDAL
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
On, Off Instellen of de
bediening van het
pedaal aangesloten
op de cr DAMPER
PEDAL aansluiting
wel of niet op elk
gedeelte moet worden
toegepast.*
1
EXP/ASGN PEDAL
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
On, Off Instellen of de
bediening van het
pedaal aangesloten
op de
dl EXPRESSION/
ASSIGNABLE
aansluiting wel of niet
op elk gedeelte moet
worden toegepast.*
2
WHEEL
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
On, Off Instellen of de
bediening van de
cn PITCH BEND
regelaar wel of niet op
elk gedeelte moet
worden toegepast.