Softwareversie 3.20 Gebruiksaanwijzing
14-28
4. Druk op w.
• Hierdoor wordt het oorspronkelijke object parallel verschoven in de richting van de 
geselecteerde vector. 
→ 
→ 
Opmerking
Als u alleen een deel van een object selecteert voordat u stap 2 van bovenstaande procedure 
uitvoert, wordt alleen het geselecteerde deel verschoven. 
u Een object roteren
1. Teken het object dat u wilt roteren. Hier zullen we uitgaan van een driehoek. 
2. Voer de volgende bewerking uit: 5(Transform) – 4:Rotation. 
• Hierdoor verschijnt de melding “Sel Rotation Center”. 
3. Verplaats de aanwijzer naar de locatie die u als draaicentrum wilt gebruiken. 
4. Druk op w.
• Een dialoogvenster verschijnt om de draairichting te bepalen. 
5. Voer de draaihoek (tegen de klok in) in graden in en druk dan op w. 
• Hierdoor wordt het oorspronkelijke object volgens de opgegeven waarde gedraaid. 
→ 
→ 
Opmerking
Als u alleen een deel van een object selecteert voordat u stap 2 van bovenstaande procedure 
uitvoert, wordt alleen het geselecteerde deel gedraaid. 
u Een object wijder maken
1. Teken het object dat u wijder wilt maken. Hier zullen we uitgaan van een driehoek. 
2. Voer de volgende bewerking uit: 5(Transform) – 5:Dilation. 
• Hierdoor verschijnt de melding “Sel Dilation Center”. 
• Zie de figuur in onderstaande aantekeningen voor uitleg over de gebruikte termen tijdens 
het verwijden. 
3. Verplaats de aanwijzer naar de locatie die u als verwijdingscentrum wilt gebruiken. 
4. Druk op w.
• Een dialoogvenster verschijnt om de schaal van verwijding te bepalen. 










