Softwareversie 3.11 Gebruiksaanwijzing

12-1
Hoofdstuk 12 Systeembeheer
Gebruik Systeembeheer om systeeminformatie te bekijken en om systeeminstellingen te doen.
1. Systeembeheer gebruiken
Kies in het hoofdmenu de modus System en geef de volgende menuopties weer.
1(DISPLAY) ... {aanpassing van schermhelderheid}
2(PWRProp) ... {instellingen voor energiebesparing}
3(LANGUAGE) ... {systeemtaal}
4(VERSION) ... {versie}
5(RESET) ... {initialisatie toestel}
6(g)1(BattSet) ... {instellingen voor batterij}
6( g) 2(UserName) ... {registratie van gebruikersnaam}
6( g) 5(OS Update) ... {bijwerken van besturingssysteem}
2. Systeeminstellingen
k De helderheid van het scherm aanpassen
Wanneer het beginscherm van de modus System wordt weergegeven, drukt u op
1(DISPLAY) om het scherm weer te geven waarop ue de helderheid kunt aanpassen.
Druk op de cursortoets e om de schermweergave lichter te maken.
Druk op de cursortoets d om de schermweergave donkerder te maken.
Druk op 1(INITIAL) om de helderheid van het scherm terug op de fabrieksinstelling te
zetten.
Druk op J of !J(QUIT) om terug te keren naar het eerste System -modusscherm.
12