Softwareversie 3.11 Gebruiksaanwijzing

5-24
Wanneer u op 1(SELECT) drukt terwijl een van de functies “
R
” of “
B
” is gemarkeerd,
wordt de aanduiding “
R
” of “
B
” verwijderd. Een functie zonder een aanduiding wordt
getekend als een grafiek in het hoofdscherm (links).
De bewerking van grafiekeigenschappen kan alleen worden uitgevoerd voor de grafiek
aan de linkerzijde in het grafiekscherm Dual Graph.
Als u de grafiekeigenschappen van een expressie gemarkeerd met “
B
” in het scherm
met de lijst met grafiekrelaties wijzigt en vervolgens de grafiek tekent, worden de
wijzigingen toegepast op beide grafieken.
U kunt de grafiekeigenschappen van een expressie gemarkeerd met “
R
” niet wijzigen in
het scherm met de lijst met grafiekrelaties.
Zie “Grafiekeigenschappen wijzigen” (pagina 5-15) voor meer informatie over het wijzigen
van grafiekeigenschappen.
Voorbeeld Teken de grafiek van
y = x ( x + 1)( x – 1) in het hoofdscherm en het
deelscherm.
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster.
(Hoofdscherm) Xmin = –2, Xmax = 2, Xscale = 0,5
Ymin = –2, Ymax = 2, Yscale = 1
(Deelscherm) Xmin = –4, Xmax = 4, Xscale = 1
Ymin = –3, Ymax = 3, Yscale = 1
1 m Graph
2 !m(SET UP) cccc1(G + G) J
3 !3(V-WIN) -cwcwa.fwc
-cwcwbw
6(RIGHT) -ewewbwc
-dwdwbwJ
4 3(TYPE) 1(Y=) v(v+b)(
v-b)w
6(DRAW)
5 K1(COPY)
Wanneer u op A drukt terwijl er een grafiek wordt weergegeven, keert u terug naar het
scherm in stap 4.