Softwareversie 3.00 Gebruiksaanwijzing

16-4
3D-weergavevenster geheugen gebruiken k
U kunt tot zes sets van 3D-weergavevenster instellingen bewaren in het 3D-weergavevenster
geheugen.
3D-weergavevenster instellingen opslaan u
1. Kies in het hoofdmenu de modus 3D Graph.
2. Druk op !3(V-WIN) om het 3D-weergavevenster voor instellingen weer te geven en
voer vervolgens de gewenste waarden in.
3. Druk op 4(3D-VMEM)1(STORE).
4. Specificeer een 3D-weergavevenster geheugengetal (1 tot 6) op het pop-upvenster dat
verschijnt, en druk vervolgens op w.
Als u bijvoorbeeld op bw drukt, worden de instellingen in 3D View Window Memory 1
(3DVWIN1) bewaard.
Opgeslagen 3D weergavevenster instellingen oproepen u
1. Kies in het hoofdmenu de modus 3D Graph.
2. Druk op !3(V-WIN) om het 3D-weergavevenster voor instellingen weer te geven.
3. Druk op 4(3D-VMEM)2(RECALL).
4. Specificeer een 3D-weergavevenster geheugengetal (1 tot 6) op het pop-upvenster dat
verschijnt, en druk vervolgens op w.
Door bijvoorbeeld op bw te drukken, worden de instellingen in 3D View Window
Memory 1 (3DVWIN1).
3. Lijst met functies van de 3D-grafiek
{ SELECT} ... Omschakeling van het gemarkeerde
sjabloon tussen tekenen en niet tekenen.
{ DELETE} ... Wist het gemarkeerde sjabloon.
{ TYPE} ... Weergave van het sjabloon selectie-scherm
(pagina 16-7).
{ 3D-GMEM} ... Selecteer om op te slaan en op te roepen
vanuit 3D-grafiekgeheugen (pagina 16-6).
{ DRAW} ... Tekent een 3D-grafiek.