User Manual

Table Of Contents
15-5
2. Functiemenu DIST
k Invoerscherm voor parameters
• { } (X) ... Dit menu-item wordt weergegeven zolang Tail gemarkeerd is. Selecteer het
om de gegevenswaarde x te bepalen en het berekent de cumulatieve kans binnen het
bereik gelijk aan of minder dan x.
• {
} (X) ... Dit menu-item wordt weergegeven zolang Tail gemarkeerd is. Selecteer het
om de ondergrens (Lower) en bovengrens (Upper) van de gegevenswaarde te bepalen
en het berekent de cumulatieve kans binnen dat bereik.
• {
} (X) ... Dit menu-item wordt weergegeven zolang Tail gemarkeerd is. Selecteer het
om de gegevenswaarde x te bepalen en het berekent de cumulatieve kans binnen het
bereik gelijk aan of groter dan x.
• {
} (X=) ... Dit menu-item wordt weergegeven zolang Tail gemarkeerd is. Selecteer
het om de gegevenswaarde
x te bepalen en het berekent de kans voor x (alleen
afzonderlijke kansverdeling).
• {EXE} ... Dit menu-item wordt weergegeven zolang “Execute” gemarkeerd is. Als u voor dit
menu-item op de functietoets drukt, wordt de berekening uitgevoerd en wordt de grafiek
getekend.
• {DETAIL} ... Dit geeft de betekenis van de actueel weergegeven parametersymbolen en
-afkortingen weer (
, enz.)
k Grafiekscherm
Onderstaande menu-items worden weergegeven wanneer u op de K-toets van het
grafiekscherm drukt.
• {EDIT} ... Dit geeft een dialoogvenster voor bewerken weer voor de actueel gemarkeerde
waarde van het grafiekscherm.
• {VIEW} ... Dit geeft een dialoogvenster voor informatie weer voor de actueel gemarkeerde
waarde van het grafiekscherm.
• {
} (X) ... Dit wijzigt de Tail-instelling in { } (X).
• {
} (X) ... Dit wijzigt de Tail-instelling in { } (X).
• {
} (X) ... Dit wijzigt de Tail-instelling in { } (X).
• {
} (X=) ... Dit wijzigt de Tail-instelling in { } (X=) (alleen afzonderlijke kansverdeling).
• {PICT} ... Hiermee kunt u afbeeldingen opslaan en oproepen. Voor meer informatie, zie “Een
grafiek in het afbeeldingsgeheugen opslaan” (pagina 5-11).
Opmerking
U kunt de instelling “Background” op het configuratiescherm gebruiken om de
achtergrondafbeelding voor het grafiekscherm van de modus DIST in te stellen. Dit is
hetzelfde als de modus GRAPH. Zie “Background (achtergrond)” (pagina 1-33).
U kunt de coördinaatassen en de weergave van de label op het grafiekscherm wijzigen met
“Grid”, “Axes” en “Label” op het configuratiescherm. Dit is hetzelfde als de modus GRAPH.
Zie “Een grafiek activeren of de-activeren” (pagina 5-9) voor meer informatie.