User Manual

11-2
k Scherm met geheugeninformatie
Het venster met geheugeninformatie toont informatie over één geheugen per keer: het
hoofdgeheugen of het opslaggeheugen van de rekenmachine.
Aangezien de GRAPH25+ E
II alleen hoofdgeheugen
heeft, wordt alleen het inhoud van het hoofdgeheugen
weergegeven in het informatiescherm van het
hoofdgeheugen.
Voer met de GRAPH35+ E
II één van de volgende MEMORY-modus menubewerkingen uit,
om het geheugeninformatievenster dat u wilt weer te geven.
Als dit geheugeninformatievenster wordt
weergegeven:
Drukt u op:
Hoofdgeheugen
1(MAIN)
Opslaggeheugen
2(SMEM)
Gebruik de cursortoetsen f en c om het gewenste pictogram aan te klikken, en
controleer het aantal geheugenbytes dat door elk gegevenstype wordt gebruikt.
Op regel 7 ziet u hoeveel geheugenbytes momenteel vrij zijn in het geselecteerde geheugen
(hoofd- of opslaggeheugen).
In het scherm van het hoofdgeheugen verwijst < > naar een gegevensgroep. In het scherm
van het opslaggeheugen verwijst [ ] naar mappen.
Als een bestand dat vanaf uw computer of een andere bron naar het opslaggeheugen is
overgebracht een naam heeft die meer dan acht karakters lang is, wordt deze naam bij
weergave in het informatievenster van het opslaggeheugen ingekort tot acht karakters
(voorbeeld: AAAABBBBCC.txt > AAAABB~1.txt). Als de bestandsnaamextensie uit
meer dan drie karakters bestaat, worden alle karakters na het derde karakter van de
bestandsnaamextensie afgekapt.
Wanneer de inhoud van een map van het opslaggeheugen wordt weergegeven, dan wordt
het toepasselijke pad in de bovenste regel tussen haakjes ([ ]) getoond.
Klik een gegevensgroep of map aan en druk op w om de inhoud van de gegevensgroep of
map weer te geven. Als u drukt op J, keert u terug naar het vorige scherm.
Wanneer de inhoud van een map van het opslaggeheugen wordt weergegeven, ziet u op de
eerste regel de naam van de map.