User Manual

13-7
u Gegevens overdragen tussen de rekenmachine en een computer
1. Verbind de rekenmachine en de computer, en open het rekenmachinestation op de
computer.
Zie “Een verbinding tussen de rekenmachine en een computer tot stand brengen” (pagina
13-3).
2. Kopieer, bewerk, verwijder of voeg bestanden naar wens toe.
Voer op de computer dezelfde bestandsbewerkingen als anders uit.
Zie “Gegevens in het hoofdgeheugen tijdens een USB-verbinding” (pagina 13-4) en
“Gegevens in het hoofdgeheugen bijwerken bij beëindiging van een USB-verbinding”
(pagina 13-5) voor informatie over de mappen en bestanden in de map @MainMem.
3. Wanneer u de gewenste bewerkingen hebt uitgevoerd, verbreekt u de verbinding tussen de
rekenmachine en een computer.
Zie “De verbinding tussen de rekenmachine en een computer verbreken” (pagina 13-4).
Opmerking
De verbinding tussen de rekenmachine en de computer kan worden verbroken als u een
bestand naar het opslaggeheugen kopieert. In dit geval gaat u naar de modus MEMORY en
voert u een bewerking voor optimaliseren (pagina 11-10) uit. Vervolgens maakt u opnieuw
verbinding tussen de rekenmachine en de computer.
u Een programma gemaakt op de rekenmachine bewerken op de computer
1. Gebruik de modus PRGM op de rekenmachine om het programma te maken. (Zie
“Hoofdstuk 8 Programmeren”.)
2. Verbind de rekenmachine en de computer, en open het rekenmachinestation op de
computer.
3. Geef de inhoud van de map @MainMem\PROGRAM weer en gebruik een
tekstverwerkingsprogramma om het tekstbestand te openen dat dezelfde naam heeft als
het programma dat u wilt bewerken.
In Windows kunt u Kladblok of een vergelijkbaar programma gebruiken. In Mac OS kunt u
bijvoorbeeld TextEdit gebruiken.
4. Voer de vereiste bewerkingen uit.
Zie “Wetenschappelijke CASIO-specifieke functieopdrachten Tekstconversietabel”
(pagina 8-48) voor informatie over rekenmachineopdrachten en de bijbehorende
tekenreeksen.