User Manual
1-23
u Berekeningen uitvoeren in de Math invoer/uitvoer modus
Voorbeeld Invoer
=
4×5
6
10
3
=
3
π
2
1
( )
cos
(Hoekeenheid:
Rad)
A6'4*5w
Ac(!5(π)'3e)w
log
2
8 = 3
123 = 1,988647795
7
2 + 3 ×
3
64 − 4 = 10
A4(MATH)2(log
a
b) 2e8w
A!M(
x
') 7e123w
A2+3*!M(
x
') 3e64e-4w
4
3
= 0,1249387366log
A4(MATH)3(Abs)l3'4w
20
73
5
2
+ 3 =
4
1
10
23
+
2
3
1,5 + 2,3
i
=
i
A2'5e+3!'(()1e4w
A1.5+2.3!a(
i)wf (F op de GRAPH25+ E II)
dx
d
( )
x
3
+ 4
x
2
+
x
− 6
x = 3
= 52
A4(MATH)4(
d/dx)vM3e+4
vx+v-6e3w
2
x
2
+ 3
x
+ 4
dx
=
3
404
∫
5
1
A4(MATH)6(g)1(∫dx)
2vx+3v+4e1e5w
(
k
2
− 3
k
+ 5
)
= 55
∑
k
=2
6
A4(MATH)6(g)2(Σ)a,(K)
x-3a,(K)+5ea,(K)e2e6w
k Matrix-/vectorberekeningen in de Math invoer/uitvoer-modus
u De dimensies van een matrix/vector vastleggen
1. Druk in de modus RUN • MAT op !m(SET UP) 1(Math) J.
2. Druk op 4(MATH) om het menu MATH te openen.
3. Druk op 1(MAT) om het volgende menu te openen.
• { 2 × 2 } … {invoer van een matrix van 2 × 2}
• { 3 × 3 } … {invoer van een matrix van 3 × 3}
• {
m×n} … {invoer van een matrix of vector met m rijen en × n kolommen (tot 6 × 6)}
• {2×1} ... {invoer van een vector van 2 × 1}
• {3×1} ... {invoer van een vector van 3 × 1}
• {1×2} ... {invoer van een vector van 1 × 2}
• {1×3} ... {invoer van een vector van 1 × 3}
Voorbeeld Maak een matrix van 2 rijen × 3 kolommen
3(
m×n)