User Manual

5-19
3. Kies de lijst met waarden die u wilt toekennen voor het argument x .
Om bijvoorbeeld List 6 te kiezen, drukt u op gw. Op het configuratiescherm ziet u dat
aan de rubriek Variable de gekozen lijst wordt toegekend (List 6).
4. Nadat de gewenste lijst op het configuratiescherm staat, drukt u op J om terug te keren
naar het vorige scherm.
u Opmaak van een tabel
Voorbeeld Maak een tabel voor de voorschriften die opgeslagen zijn in de
geheugenzones Y1 en Y3 van de lijst met tabelvoorschriften
Gebruik f en c om de voorschriften aan te klikken
waarvoor u een tabel wilt maken, en druk dan op 1(SEL)
tom uw keuze vast te leggen.
Voor elk uitgekozen voorschrift blijft op het venster het
symbool “=”. Als u de selectie van een voorschrift wilt
opheffen, klikt u dit aan en drukt u nogmaals op 1(SEL).
Druk op 6(TABL) om de tabel met de geselecteerde
voorschriften op te maken. De waarde van het argument
x varieert afhankelijk van het interval of de inhoud van de
lijst die u hebt opgegeven.
In dit voorbeeldscherm ziet u de resultaten op basis van
de inhoud van Lijst 6 (–3, –2, –1, 0, 1, 2, 3).
Elk element kan maximaal zes cijfers bevatten, inclusief het minteken.
u Een tabel maken waarin ook de afgeleide getallen zijn opgenomen
Op het configuratiescherm klikt u de rubriek “Derivative” aan en zet u deze aan (ON). In de
tabellen wordt dan ook een kolom opgenomen met de afgeleide getallen.
Bevindt de cursor zich op een afgeleid
getal, dan wordt dit linksboven aangeduid
door “
dy / dx ”.
Er verschijnt een foutmelding als een voorschrift met
een gedefinieerd interval of een voorschrift met een
parameter is uitgekozen.
u Definitie van het voorschrifttype
U kunt voor volgende voorschrifttypes tabellen definiëren:
Een voorschrift in cartesische coördinaten (Y=)
Een voorschrift in poolcoördinaten (
r =)
Een voorschrift waarin
x en y afhangen van een parameter (Parm)
1. Druk terwijl de lijst met voorschriften wordt weergegeven op 3(TYPE).
2. Druk op de cijfertoets voor het voorschrifttype dat u wilt opgeven.