User Manual
5-17
u Om een functie te tekenen met kopiëren en plakken
1. Kopieer het voorschrift waarvan u de grafiek wilt tekenen naar het klembord.
2. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH .
3. Wijzig in het configuratiescherm de instelling voor “Dual Screen” in “Off”.
4. Stel het weergavevenster in (V-Window).
5. Teken de grafiek.
6. Plak het voorschrift.
Voorbeeld Plak, terwijl de grafiek van
y = 2 x
2
+ 3 x – 4 wordt weergegeven, het
eerder gekopieerde voorschrift Y=X van het klembord
Gebruik de volgende instellingen van het weergavevenster (V-Window).
Xmin = −5, Xmax = 5, Xscale = 2
Ymin = −10, Ymax = 10, Yscale = 5
1 m RUN
•
MAT
a-(Y) !.(=) v
!i(CLIP) ddd1(COPY)
2 m GRAPH
3 !m(SET UP)cccc*3(Off)J
* GRAPH25+ E II: ccc
4 !3(V-WIN) -fwfwcwc
-bawbawfwJ
5 3(TYPE) 1(Y=) cvx+dv-ew
6(DRAW)
6 !j(PASTE)
• Plakken wordt alleen ondersteund wanneer de optie “Dual Screen” in het configuratiescherm
is ingesteld op “Off”.
• Het aantal grafieken dat u kunt tekenen door een voorschrift te plakken is in principe
onbeperkt. De functie Trace en andere functies kunt toepassen op in totaal 30 grafieken
(aantal getekende grafieken met voorschrift 1 tot 20, plus grafieken die getekend worden
door voorschriften te plakken).
• Voor de grafiek van een geplakt voorschrift wordt het functievoorschrift dat verschijnt
wanneer u de functie Trace of andere functies uitvoert, als volgt weergegeven: Y=
uitdrukking.
• Als u opnieuw een grafiek tekent zonder het grafisch scherm leeg te maken, worden alle
grafieken opnieuw getekend, ook die welke gemaakt zijn door voorschriften te plakken.