Software Gebruiksaanwijzing
2-4343
• U kunt het geheugen voor de laatste matrix gebruiken om de resultaten van de vorige invoer
toe te kennen en veranderingen aan te brengen aan een variabele in een matrix. Om dit te
doen, gebruik de volgende syntax.
Fill (
n, Mat
A
)
Augment (Mat
A
, Mat
B
) m Mat
G
In het bovenstaande zijn
A
,
B
, en
G
de variableen van A tot Z, en n is een andere waarde.
Het bovenstaande tast de inhoud van het geheugen voor de laatste matrix.
S Een matrixkolom wegschrijven in een lijst [OPTN]-[MAT]-[MmL]
Gebruik het MatmList-commando om een kolommatrix weg te schrijven in een lijst.
Mat m List (Mat X,
m) m List n
X = naam van de matrix (A tot Z)
m = kolomnummer
n = nummer van de lijst
Voorbeeld Schrijf kolom 2 van de volgende matrix weg in lijst 1:
Matrix A =
1 2
3 4
5 6
*(MAT)(MmL)
(Mat)?T(A)A
?*(LIST)(List)@U
(List)@U
I Matrixrekenen [OPTN]-[MAT]
Via het menu met matrixcommando’s kunt u matrixberekeningen uitvoeren.
S Matrixcommando’s oproepen
1. Kies in het hoofdmenu de modus RUN • MAT.
2. Druk vervolgens op * om het optiemenu weer te geven.
3. Druk nu op (MAT) om het menu met matrixcommando’s te openen.
In deze paragraaf worden alleen de matrixcommando’s behandeld die dienen voor het
matrixrekenen.
• {Mat} ... {Mat-commando (om een matrix op te maken)}
• {Det} ... {Det-commando (om de determinant te berekenen)}
• {Trn} ... {Trn-commando (om matrices te transponeren)}
• {Iden} ... {Identity-commando (om een eenheidsmatrix op te maken)}
• {Ref} ... {Ref commando (rij groepsvorm commando)}
• {Rref} ... {Rref commando (herleide rij groepsvorm commando)}
In alle volgende voorbeelden wordt ervan uitgegaan dat de gegevens van de gebruikte
matrices reeds in het geheugen zijn opgeslagen.