Software Gebruiksaanwijzing

2-4242
S Aan een element van een matrix een waarde toekennen of de waarde van
een element oproepen
[OPTN]-[MAT]-[Mat]
Als u het Mat-commando gebruikt om een element te bewerken, dan dient u te weten dat het
toestel voor deze invoer het volgende formaat verwacht.
Mat X [
m, n]
X = naam van de matrix (A tot Z, of Ans)
m = rijnummer
n = kolomnummer
Voorbeeld 1 Ken in de volgende matrix aan het element op rij 1 en kolom 2 de
waarde 10 toe:
Matrix A =
1 2
3 4
5 6
@??*(MAT)(Mat)
?T(A)( F )@A
( G )U
Voorbeeld 2 Vermenigvuldig in de matrix A (uit voorbeeld 1) het element op rij 2 en
kolom 2 met het getal 5
*(MAT)(Mat)
?T(A)( F )AA
( G )DU
S Alle elementen van een matrix dezelfde waarde toekennen
[OPTN]-[MAT]-[Fill]/[Aug]
Gebruik het Fill-commando om aan alle elementen van een matrix dezelfde waarde toe te
kennen. Gebruik het Augment-commando om twee matrices samen te voegen tot één matrix.
Voorbeeld 1 Ken aan alle elementen van matrix A de waarde 3 toe
*(MAT)(E)(Fill)
B(E)(Mat)?T(A)U
(Mat)?T(A)U
Voorbeeld 2 Voeg de volgende twee matrices samen:
*(MAT)(Aug)
(Mat)?T(A)
(Mat)?J(B)U
De twee matrices die u wilt samenvoegen moeten hetzelfde aantal rijen hebben. Als dat niet
het geval is, verschijnt er een foutmelding.
A =
1
2
B =
3
4
A =
1
2
B =
3
4