Software Gebruiksaanwijzing

2-4141
Voorbeeld Voer in de matrix A de volgende gegevens in:
( [ )( [ )@BD
( ] )( [ )ACE
( ] )( ] )?*(MAT)
(Mat)?T(A)
U
Naam van de matrix
De maximumwaarde van
m en n is 999.
Een foutmelding verschijnt als u gegevens wilt opslaan en het aangesproken geheugen vol
is.
Bovenstaand formaat kunt u ook gebruiken als u in een programma gegevens wilt invoeren
in een matrix.
S Een eenheidsmatrix maken [OPTN]-[MAT]-[Iden]
Gebruik het Iden-commando om een eenheidsmatrix aan te maken.
Voorbeeld Maak van matrix A een 3 s 3 eenheidsmatrix
*(MAT)(E)(Iden)
B?(E)(Mat)?T(A)U
Aantal rijen en kolommen
S De dimensies van een matrix controleren [OPTN]-[MAT]-[Dim]
Gebruik het Dim-commando om de dimensies van een bestaande matrix te controleren.
Voorbeeld 1 Controleer de dimensies van matrix A
*(MAT)(E)(Dim)
(E)(Mat)?T(A)U
Deze weergave betekent dus dat matrix A 2 rijen en 3 kolommen heeft. Daar het resultaat van
het Dim-commando data van een lijsttype is, wordt dit opgeslagen in het geheugen ListAns.
U kunt ook gebruikmaken van {Dim} om de dimensies van de matrix te definiëren.
Voorbeeld 2 Definieer een matrix B met 2 rijen en 3 kolommen
( H )AB( J )?
*(MAT)(E)(Dim)
(E)(Mat)?J(B)U
S Een matrix bewerken met matrixcommando’s
Met de matrixcommando’s kunt u ook waarden toekennen aan een element van een matrix,
de waarde van een element van een matrix oproepen, alle elementen van een matrix dezelfde
waarde toekennen, twee matrices aaneenvoegen en een matrixkolom wegschrijven in een lijst.
1 3 5
2 4 6
1 3 5
2 4 6