Software Gebruiksaanwijzing
2-3636
• Bij elke matrixberekening wordt het nieuwe resultaat opgeslagen in het geheugen voor de
laatste matrix. De vorige inhoud van dit geheugen wordt dan gewist en kan niet meer worden
opgeroepen.
• Het opslaan van waarden in het matrixgeheugen heeft geen invloed op het geheugen voor
de laatste matrix.
I Matrices invoeren en bewerken
Druk op (MAT) om het scherm Matrix Editor weer te geven. Met de Matrix Editor kunt u
matrices invoeren en bewerken.
m s n … m (rij) s n (kolom) matrix
None… geen matrix ingesteld
• {DEL}/{DEL
•
A} ... wissen van {een bepaalde matrix}/{alle matrices}
• {DIM} ... {de dimensies van de matrix (aantal elementen) opgeven}
S Het maken van een matrix
Om een matrix op te maken moet u eerst de dimensies vastleggen in de Matrix Editor. Daarna
kunt u aan de elementen van de matrix een waarde toekennen.
S De dimensies van een matrix vastleggen
Voorbeeld Maak een matrix met 2 rijen s 3 kolommen in het matrixgeheugen Mat B
Klik Mat B aan.
A
(DIM) (U mag deze stap overslaan)
Voer het aantal rijen in.
AU
Voer het aantal kolommen in.
BU
U
• Alle elementen van de nieuw opgemaakte matrix hebben waarde 0.
• Als u het formaat invoert of de dimensies van een matrix verandert, wordt de huidige inhoud
gewist.
• Als de foutmelding “Memory ERROR” naast de naam van het gebruikte matrixgeheugen blijft
staan nadat u de dimensies hebt ingevoerd, betekent dit dat er onvoldoende geheugenruimte
is voor de gewenste matrix.