Software Gebruiksaanwijzing
2-77
Voorbeeld 2 Voeg 456 toe aan de variabele A en sla het resultaat op in de variabele B
?T(A)CDE?
?J(B)U
S Dezelfde waarde toekennen aan meer dan één variabele
[waarde]?[naam van de eerste variabele]?(~)[naam van de laatste variabele]U
• U mag “
r” of “
Q
” niet gebruiken als naam voor een variabele.
Voorbeeld Ken de waarde 10 toe aan de variabelen A tot F
@???T(A)
?(~)?R(F)U
S Geheugen van de string
U kunt tot 20 strings opslaan (genoemd Str 1 tot Str 20) in het geheugen voor de string.
Opgeslagen strings kunnen worden uitgevoerd naar het scherm en gebruikt in functies en
commando’s die het gebruik van strings ondersteunen als argumenten.
Voor details over berekeningen, zie “Strings” (pagina 8-19).
Voorbeeld Een string “ABC” toewijzen aan Str 1 en vervolgens Str 1 weergeven op
het scherm
?(
A
-LOCK)(”)T(A)
J(B)((C)(”)?(Heft vergrendeling van alfanumerieke invoer op.)
?)(E)(Str)*@U
(Str)*@U
* GRAPH 25+ Pro
: (Str)
String wordt links uitgevuld.
• De bovenstaande bewerking wordt uitgevoerd tijdens de Lineaire invoer/uitvoer modus. Deze
functie wordt niet in de Math invoer/uitvoer modus ondersteund.
S Functiegeheugen [OPTN]-[FMEM]
De geheugens die aan de functietoetsen gekoppeld zijn, dienen om vaak terugkerende
uitdrukkingen op te slaan, zodat u ze met één toetsindruk opnieuw kunt invoeren. Voor
langdurige opslag is het raadzaam de modus GRAPH te gebruiken voor uitdrukkingen en de
modus PRGM voor programma’s.
• {STO}/{RCL}/{fn}/{SEE} ... {slaat een uitdrukking op}/{roept een uitdrukking op}/{voert een
uitdrukking in een bewerking in}/{lijst van de opgeslagen uitdrukkingen}