Software Gebruiksaanwijzing

10-99
S Een strip invoegen
1. Verplaats de cursor naar de positie waar u de strip wilt
invoegen.
2. Druk op (STRP).
In het dialoogvenster dat wordt weergegeven ziet u de
lijst met strips die u kunt invoegen. Zie “Stripdatatypes”
voor meer informatie over displaynamen en datatypes
die in dit dialoogvenster verschijnen (pagina 10-8).
3. Gebruik A en D om de strip te selecteren die overeenkomt met het datatype dat u wilt
invoegen.
In dit voorbeeld selecteren we “Graph” (GRAPH modus grafiekschermdata).
4. Druk op U.
Hierdoor wordt het geselecteerde striptype ingevoegd (Graph strip in dit voorbeeld) een
lijn hoger dan de lijn waarop u de cursor plaatste in stap 1 van deze procedure.
5. Voer maximum 16 tekens in voor de striptitel en druk
vervolgens op U.
6. Druk nogmaals op U om stripdata aan te maken.
Dit start de ingebouwde applicatie voor het
geselecteerde striptype (GRAPH modus in dit
voorbeeld) en laat het grafiekscherm verschijnen.
Er verschijnt nu een leeg grafiekscherm omdat er nog
geen data zijn.
7. Druk op ) om het scherm met de grafiekfunctielijst te laten verschijnen.
8. Voer de functie in waarvan u een grafiek wilt maken.
(Voorbeeld: Y =
2
1
X
2
– 1)
9. Druk op (DRAW).
Er wordt een grafiek gemaakt van de ingevoerde
functie.