Software Gebruiksaanwijzing

9-2121
I Gegevens uit het geheugen oproepen in een spreadsheet
De volgende tabel geeft een overzicht van de oproepbewerkingen voor elk geheugentype.
Meer details over elke bewerking vindt u in de voorbeelden onder de tabel.
Geheugentype Oproepbewerking
Lijstgeheugen
(Lijst 1 ~ Lijst 26)
U kunt gegevens vanuit een bepaald lijstgeheugen oproepen naar
een celbereik in een rij of kolom. Selecteer de eerste cel van het
bereik in een rij of kolom, druk op (E)(RCL)(LIST) en
geef het lijstnummer in op het scherm dat verschijnt.
De instelling “Move” van het instelscherm bepaalt of de gegevens
worden opgroepen in een kolomrichting of rijrichting (pagina 1-30).
Bestandsgeheugen
(Bestand 1 ~
Bestand 6)
U kunt gegevens vanuit een bepaald bestandsgeheugen
oproepen in de spreadsheet. Selecteer de cel voor de
linker bovenhoek van de opgeroepen gegevens en druk
vervolgens op (E)(RCL)(FILE). Geef vervolgens het
bestandsgeheugennummer in op het scherm dat verschijnt.
Matrixgeheugen
(Mat A ~ Mat Z)
U kunt gegevens vanuit een bepaald matrixgeheugen
oproepen in de spreadsheet. Selecteer de cel voor de linker
bovenhoek van de opgeroepen gegevens en druk vervolgens op
(E)(RCL)(MAT). Geef vervolgens de matrixnaam in op
het scherm dat verschijnt.
S Voorbeeld: Gegevens vanuit een matrixgeheugen oproepen in een
spreadsheet
1. Selecteer in de spreadsheet de linkerbovencel van het bereik waar u de opgeroepen
gegevens wilt invoeren.
2. Druk op (E)(RCL)(MAT).
Er verschijnt een scherm zoals rechts weergegeven.
In het veld “1st Cell” ziet u de naam van de cel die u
geselecteerd hebt in stap 1.
3. Voer de naam (A tot Z) in van het matrixgeheugen waarvan u de gegevens wilt oproepen,
en druk daarna op U.
4. Druk op (EXE) of U om de gegevens op te roepen.
Belangrijk!
Als u gegevens oproept uit een lijstgeheugen, bestandsgeheugen of matrixgeheugen,
verschijnt een foutmelding als de opgeroepen gegevens buiten het toegestane celbereik van
de spreadsheet liggen (A1:Z999).