Software Gebruiksaanwijzing
1-1919
Voorbeeld Invoer
dx
d
( )
x
3
+ 4
x
2
+
x
− 6
x = 3
= 52
(MATH)(d/dx)T,3C4
TVT6C3U
2
x
2
+ 3
x
+ 4
dx
=
3
404
5
1
(MATH)(E)(°dx)
2T
V3T4C1C5U
(
k
2
− 3
k
+ 5
)
= 55
∑
k
=2
6
(MATH)(E)(3)?(K)V
3?
(K)5C?(K)C2C6U
I Matrixberekeningen in de Math invoer/uitvoer modus
S De dimensies van een matrix vastleggen
1. Druk in de modus RUN • MAT • MAT• MAT MATMAT op K(SET UP)(Math)).
2. Druk op (MATH) om het menu MATH te openen.
3. Druk op (MAT) om het volgende menu te openen.
• {2s2} … {invoer van een matrix van 2 × 2}
• {3s3} … {invoer van een matrix van 3 × 3}
• {
msn} … {invoer van een matrix met m rijen en × n kolommen (tot 6 × 6)}
Voorbeeld Maak een matrix van 2 rijen s 3 kolommen
(
msn)
Voer het aantal rijen in.
AU
Voer het aantal kolommen in.
BU
U
S Elk element van een matrix een waarde toekennen
Voorbeeld Voer de onderstaande berekening uit
De volgende bewerking is het vervolg van het rekenvoorbeeld op de vorige pagina.
× 8
33
65
1
13
4
1
2
× 8
33
65
1
13
4
1
2