Software Gebruiksaanwijzing

5-2424
2. Geef het voorschrifttype op.
(TYPE)(
a
n
) ... {algemene term van de rij a
n
}
(
a
n
+1
) ... {Lineaire recursie tussen twee
termen}
(
a
n
+2
) ... {lineaire recursie tussen drie
termen}
3. Voer het rijvoorschrift in.
4. Geef het interval van de tabel op. Geef een begin- en eindpunt op voor
n. Geef indien nodig
een beginterm op en een beginpunt voor de cursor als u de grafiek van dit voorschrift wilt
tekenen.
5. Roep de tabel van dit rijvoorschrift op.
Voorbeeld Maak een tabel van de lineaire recursie tussen drie termen uitgedrukt
door
a
n
+2
= a
n
+1
+ a
n
, met een beginterm van a
1
= 1, a
2
= 1 (de rij van
Fibonacci), terwijl n verandert van 1 naar 6.
K RECUR
(TYPE)(
a
n
+2
)
(n.a
n
··)(a
n
+1
)(a
n
)U
(SET)(
a
1
)@UEU@U@U)
(TABL)
* De eerste twee waarden De eerste twee waardenDe eerste twee waarden
komen overeen met a
1
= 1 en
a
2
= 1.
• Druk op (FORM) om terug te keren naar het scherm waarin u rijvoorschriften opslaat.
Als u de optie 3Display in het configuratiescherm op “On” instelt, wordt de som van elke term
in de tabel berekend.
I Een grafiek tekenen van een rijvoorschrift
Als u een tabel voor een rijvoorschrift hebt gemaakt, kunt u de waarden tekenen op een lijn-of
een puntgrafiek.
1. Kies in het hoofdmenu de modus RECUR.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Geef het voorschrifttype op en voer het voorschrift in.
4. Geef het tabelinterval en de begin- en eindwaarden voor
n op. Geef indien nodig de
beginterm en het beginpunt van de cursor op.
5. Selecteer het lijntype voor de grafiek.
6. Roep de tabel van dit rijvoorschrift op.
7. Geef het grafiektype op en teken de grafiek.
(G
CON) ... lijngrafiek
(G
PLT) ... puntgrafiek