Software Gebruiksaanwijzing
5-44
• Als u de parameters van het weergavevenster verandert, verdwijnt de grafiek en
verschijnen de nieuwe assen.
• Als u de waarde Xmin of Xmax verandert, wordt de waarde Xdot automatisch aangepast.
Als u de waarde Xdot verandert, wordt de waarde Xmax automatisch aangepast.
• Een grafiek met voorschriften in poolcoördinaten (
r =) of voorschriften waarin x en
y afhangen van een parameter (Parm) zullen niet nauwkeurig zijn als de ingestelde
stapwaarde van T
Q
te groot is ten opzichte van het verschil tussen de minimale T
Q
-waarde
en de maximale T
Q
-waarde. Maar als de stapwaarde van T
Q
te klein wordt ingesteld ten
opzichte van het verschil tussen de minimale T
Q
-waarde en de maximale T
Q
-waarde, dan
zal er heel veel tijd nodig zijn om de grafiek te tekenen.
• De parameters voor het weergavevenster liggen tussen:
–9,999999999
E
97 tot 9,999999999
E
97
I Geheugen van het weergavevenster
U kunt maximaal zes sets met instellingen voor het weergavevenster in het geheugen opslaan
om ze later opnieuw te gebruiken.
S De instellingen voor het weergavevenster opslaan
1. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH.
2. Druk op (V-WIN) om het scherm met het weergavemenu op te roepen, en voer de
gewenste waarden in.
3. Druk op (STO) om het pop-up-venster te openen.
4. Druk op een cijfertoets om op te geven in welk weergavevenstergeheugen u de instellingen
wilt opslaan. Druk daarna op U. Door op @U te drukken worden de instellingen in
geheugen 1 van het weergavevenster opgeslagen (V-Win1).
S De instellingen uit het geheugen voor het weergavevenster oproepen
1. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH.
2. Druk op (V-WIN) om het scherm met het weergavemenu op te roepen.
3. Druk op (RCL) om het pop-up-venster te openen.
4. Druk op een cijfertoets om op te geven uit welk weergavevenstergeheugen u de instellingen
wilt oproepen. Druk daarna op U. Door op @U te drukken worden de instellingen in
geheugen 1 van het weergavevenster opgeroepen (V-Win1).
I Het grafiekinterval opgeven
U kunt een interval (beginpunt, eindpunt) opgeven voordat u de grafiek van een voorschrift
tekent.
1. Kies in het hoofdmenu de modus GRAPH.
2. Stel het weergavevenster in (V-Window).
3. Geef het voorschrifttype op en voer het voorschrift in. De syntax voor de invoer van het
voorschrift is de volgende:
Voorschrift ( [ )Beginpunt Eindpunt ( ] )
4. Teken de grafiek.