User Manual

20060601
6-2
Werken met Animaties
Opmerking
U kunt de bovengenoemde procedure herhalen om meerdere punten te maken die
gelijktijdig bewegen.
Probeer dit:
- Teken een lijnstuk en plot een ander punt.
- Selecteer het lijnstuk en het punt.
- Herhaal stappen 2 en 3 hierboven.
Merk op dat beide animaties op dezelfde moment gaan lopen!
Om een nieuwe animatie te starten, voer de procedure onder "Vervangen van de huidige
animatie met een nieuwe" hieronder uit.
S Vervangen van de huidige animatie met een nieuwe
1. Selecteer het punt en curve voor de nieuwe animatie.
2. Voer de volgende bewerking uit: (Animate) – 2:Replace Anima.
Dit negeert de huidige animaties en stelt een nieuwe animatie op voor een nieuw punt
en curve set.
3. Voor het in werking zetten van de nieuwe animatie, voer één van de volgende
bewerkingen uit: (Animate) – 5:Go (once) of (Animate) – 6:Go (repeat).
4. Om de animatie stop te zetten, druk op ) of M.
S Voor het tracen van een locus van punten
Opmerking
Gebruiken van trace laat een spoor van punten achter wanneer de animatie loopt.
Voorbeeld: Gebruik het Trace commando om een parabool te tekenen.
Een parabool is de locus van punten equidistant van een punt (de focus) en een lijn (de
directrix). Gebruik het Trace commando om een parabool te tekenen gebruikmakend van een
lijnstuk (AB) als de directrix en een punt (C) als de focus.
1. Teken een lijnstuk AB en plot punt C, dat niet op lijnstuk AB ligt.
2. Plot punt D, dat ook niet op lijnstuk AB hoort te liggen, maar op dezelfde zijde van het
lijnstuk behoort te liggen als punt C.
3. Teken een lijnstuk dat punt D met punt C verbindt.
4. Teken een ander lijnstuk dat punt D met lijnstuk AB verbindt. Dit is lijnstuk DE.
5. Selecteer lijnstuk AB en DE, en druk vervolgens op ).
Dit geeft het metingvenster weer, dat de hoek toont tussen lijnstukken AB en DE.