Operation Manual

20050301
kk
kk
k Grafiekvoorschriften selecteren
u De status van het voorschrift (tekenen actief/niet-actief) definiëren
1. Gebruik op het scherm met de grafiekvoorschriften f en c om het voorschrift te
kiezen waarvan u geen grafiek wilt tekenen.
2. Druk op 1(SEL).
•Met elke druk op 1(SEL) wordt het tekenen van de grafiek actief en niet-actief.
3. Druk op 6(DRAW).
Voorbeeld Kies de volgende voorschriften en teken hun grafiek:
Y1 = 2x
2
– 5, r2 = 5 sin3
θ
Gebruik de volgende instellingen voor het weergavevenster (V-Window).
Xmin = –5, Xmax = 5, Xscale = 1
Ymin = –5, Ymax = 5, Yscale = 1
T
θ
min = 0, T
θ
max =
π
,T
θ
ptch = 2
π
/ 60
cc (Selecteer een geheugenzone met een voorschrift
waarvan u geen grafiek wilt)
1(SEL) (Definieert tekenen niet-actief)
6(DRAW) of w (Tekent de grafieken)
•U kunt door middel van de instellingen in het configuratiescherm allerlei aspecten aan
het grafisch scherm toevoegen, zoals in onderstaande voorbeelden geïllustreerd wordt.
•Grafiekraster: actief (Axes: On Label: Off)
Deze instelling laat een raster op het scherm
verschijnen.
•Assen: niet tekenen (Label: Off Grid: Off)
Deze instelling tekent de assen niet op het scherm.
•Naam van de assen: vermelden (Axes: On Grid: Off)
Deze instelling laat de namen van de x- en y-assen
op het scherm verschijnen.
5-3-8
Een grafiek tekenen