Operation Manual

20050301
# De twee matrices moeten dezelfde
dimensies hebben om ze te kunnen
optellen of aftrekken. Als dat niet het geval
is, verschijnt een foutmelding.
# Voor een vermenigvuldiging (Matrix 1 ×
Matrix 2) moet het aantal kolommen in
matrix 1 gelijk zijn aan het aantal rijen in
matrix 2. Als dat niet het geval is, verschijnt
een foutmelding.
2-8-17
Matrixrekenen
# Bij rekenkundige bewegingen met matrices
kunt u ook een eenheidsmatrix invoeren met
het Iden-commando op de plaats van het
matrixcommando (zoals Mat A) om
berekeningen met de eenheidsmatrix
uit te voeren.
uRekenkundige bewerkingen met matrices [OPTN]-[MAT]-[Mat]/[Iden]
Voorbeeld 1 Tel matrix A en matrix B op (matrix A + matrix B):
A =
11
B =
23
21 21
AK2(MAT)1(Mat)av(A)+
1(Mat)al(B)w
Voorbeeld 2 Vermenigvuldig het getal 5 met de volgende matrix:
Matrix A =
12
34
AfK2(MAT)1(Mat)
av(A)w
Voorbeeld 3 Vermenigvuldig de twee matrices uit voorbeeld 1 met elkaar (Matrix A
× Matrix B)
AK2(MAT)1(Mat)av(A)*
1(Mat)al(B)w
Voorbeeld 4 Vermenigvuldig matrix A (uit voorbeeld 1) met een 2 × 2
eenheidsmatrix
AK2(MAT)1(Mat)av(A)*
6(g)1(Iden)cw
Aantal rijen en kolommen