Operation Manual
10-1919
• {
} ... {springt n-toetsen vooruit}
Door op deze toets te drukken wordt er een dialoogvenster geopend voor de
invoer van een waarde, om aan te geven hoeveel toetsen er gesprongen moet
worden.
• {
} ... {springt naar de laatste toets en geeft het scherm weer voor het maken van een
guide}
2. Druk op (
).
• Naar aanleiding hiervan verschijnt het dialoogvenster
dat rechts is weergegeven.
3. Voer een waarde in die overeenkomt met het aantal toetsen dat u wilt springen en druk op
U.
• Hier willen we naar de @-toets springen en dus voeren we FU in.
Dit cijfer geeft het aantal huidige toetsbewerkingen
aan vanaf het begin van de functie. In geval van een
AUTO-bewerking, wordt de letter “A” toegevoegd aan
het begin van dit cijfer (A005).
• {nKEYS} ... {voegt een n-toetsbewerking toe op de positie in het scherm}
• {1-KEY} ... {voegt een 1-toetsbewerking toe op de positie in het scherm}
• {EDIT} ... {begint met het bewerken van de toets op de huidige positie}
• {END} ... {sluit de bewerking af}
• {PLAY} ... {geeft het dialoogvenster weer voor het selecteren van de toets die bewerkt
moet worden}
• {NEXT} ... {geeft de volgende toets weer}
• Gebruik de toetsen D en A om de positie van de toetsindicator te wijzigen.
D ... Geeft rechtsboven de toetsindicator weer.
A ... Geeft rechtsonder de toetsindicator weer.
4. Druk op (EDIT).
• Dit geeft het scherm @ toetsbewerking weer.
• {INS} ... {voegt een toets voor de huidige toets toe}
• {OVW} ... {overschrijft de huidige toets}
• {NOTE} ... {huidige opmerking bewerken}
• {AUTO} ... {voegt na de huidige toets een AUTO-
bewerking toe} Zie “Een AUTO-bewerking
maken” (pagina 10-16).
• {DEL} ... {verwijdert de huidige toets}
• {DEL
•
A} ... {verwijdert alles uit de huidige toets}










