Operation Manual

20050301
<Math>
4(MATH)6(g)1(dx)cvx+
dv+eebffw
uu
uu
u Toepassing met bepaalde integralen
•Bepaalde integralen kunt u optellen, van elkaar aftrekken, met elkaar vermenigvuldigen,
door elkaar delen.
a
b
f(x) dx +
c
d
g(x) dx, etc.
•Bepaalde integralen kunt u invoeren in optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen,
delingen en in het argument van functies.
2 ×
a
b
f(x) dx, etc. log (
a
b
f(x) dx), etc.
•U kunt functies in elke term (f(x), a, b, tol) van een bepaalde integraal gebruiken.
cos 0.5
(sin x + cos x) dx =
(sin x + cos x, sin 0,5, cos 0,5, 1E - 4)
sin 0.5
2-5-8
Numerieke berekeningen
# De tolerantiewaarde in de invoermodus
MATH is vastgelegd op 1
E-5 en kan niet
worden gewijzigd.
#In de functie f(x) kunt u enkel X als variabele
kiezen. De andere letters (A t/m Z, zonder X,
r,
θ
) worden als constanten beschouwd, zodat
in de berekeningen met de daaraan
toegekende waarde(n) zal gerekend worden.
# De invoer van “tol” en het sluiten van de
haken mag u weglaten. Laat u “tol” weg, dan
gebruikt de rekenmachine automatisch de
waarde 1
E-5.
# De berekening van een bepaalde integraal
vraagt soms wel een wat langere
berekeningstijd.
#U kunt geen formule voor de berekening van
een eerste of een tweede afgeleide, van een
bepaalde integraal, van een sommatie (Σ),
van een extremum (maximum/minimum), van
een nulpunt (Solve), RndFix of log ab
gebruiken als term van een bepaalde
integraal.