User manual - fx570MS_991MS

D-20
k Creëren van een vector
Druk op de A
z
1(Dim) toetsen om een vector te
creëren, specificeer dan een naam (A, B of C) en
specificeer vervolgens de dimensies van de vector. Volg
vervolgens de prompts die verschijnen voor het invoeren
van waarden die de elementen van de vector vormen.
U kunt de
e en r toetsen gebruiken om heen en weer
te bewegen in de vector om elementen te bekijken en te
bewerken (veranderen).
Druk op de
t toets om het vector scherm te verlaten.
k Bewerken van de elementen van een
vector
Druk op de A
z
2 (Edit) toetsen en specificeer dan de
naam (A, B of C) van de vector die u wilt bewerken om
deze in het scherm te laten verschijnen voor het bewerken
van de elementen van de vector.
k Optellen en aftrekken van vectoren
Gebruik de onderstaande procedures om vectoren op te
tellen en af te trekken.
Voorbeeld: Om Vector A = (1 –2 3) op te tellen bij
Vector B = (4 5 –6). (Resultaat:
(5 3 –3)
)
(3-dimensionale vector A) A
z
1(Dim)
1(A)
3 =
(Invoer van elementen) 1 =
D 2 =
3 = t
(3-dimensionale vector B) A
z
1(Dim)
2(B)
3 =
(Invoer van elementen) 4 =
5 =
D 6 = t
(VctA + VctB) A
z
3(Vct)
1(A)
+
A
z
3(Vct)
2(B)
=
0.
Vc tA1
Vectornaam Dimensies van vector
Elementwaarde
Pijl toont richting
waarin u dient te
bladeren om andere
elementen te zien.