Operation Manual

4. Gebruik de Matrix Editor die verschijnt om de nieuwe elementen van de
matrix in te voeren.
Om de elementen van een matrixvariabele te wijzigen
Druk op V(Edit Matrix) en selecteer dan op het menu dat verschijnt,
de matrixvariabele die u wilt bewerken.
Om de inhoud van de matrix variabele (of MatAns) te kopiëren
1. Gebruik de Matrix Editor om de matrix weer te geven die u wilt kopiëren.
Als u de inhoud van MatAns wilt kopiëren, voer dan het volgende uit
om het MatAns scherm weer te geven: V(MatAns).
2. Druk op W en voer vervolgens één van de volgende toetsbewerkingen
uit om de kopieerbestemming te bepalen: A(MatA), C(MatB),
0(MatC) of ;(MatD).
Dit zal de Matrix Editor weergeven met de inhoud van de
kopieerbestemming.
Voorbeelden van matrixberekeningen
De volgende voorbeelden gebruiken MatA =
21
11
, MatB =
10-1
0-1 1
.
Om de determinant van MatA te verkrijgen (Det(MatA))
V(Determinant) MatA 
1
Om een 2 × 2 identiteitsmatrix te maken en toe te voegen aan MatA
(Identity(2) + MatA)
V(Identity) MatA
Let op: U kunt een waarde opgeven van 1 tot 4 als het argument voor het
Identity-commando (aantal dimensies).
Om de transpositie van MatB te verkrijgen (Trn(MatB))
V(Transposition) MatB 
Om te inverseren en de tweede en derde macht van MatA te berekenen
(MatA
-1
, MatA
2
, MatA
3
)
Let op: U kunt # niet gebruiken voor deze invoer. Gebruik 0 om “
-1
”, "
in te voeren om het kwadraat op te geven en @"(x
3
) om machten op te
geven.
MatA 0
MatA "
MatA @"(x
3
)
Om de absolute waarde van ieder element van MatB te verkrijgen
(Abs(MatB))
@(Abs) MatB 
Een getallentabel maken
De Table-modus genereert een getallentabel op basis van één of twee
functies.
28