Operation Manual

(y=)
-3
* De x- en y-coördinaten van het lokale minimum (of lokale maximum) van
de functie y = ax
2
+ bx + c worden ook weergegeven, maar alleen als een
kwadratische vergelijking is geselecteerd voor het berekeningstype.
Matrixberekeningen
Gebruik de Matrix-modus om berekeningen met matrices tot 4 rijen en 4
kolommen uit te voeren. Om een matrixberekening uit te voeren, gebruikt u
de speciale matrixvariabelen (MatA, MatB, MatC, MatD) zoals weergegeven
in het onderstaande voorbeeld.
Voorbeeld:
21
11
×
2-1
-1 2
1. Druk op U, selecteer het pictogram van de Matrix-modus en druk
dan op .
2. Druk op (MatA)(2 rijen)(2 kolommen).
Dit geeft de Matrix Editor weer voor
invoer van de onderdelen van de 2 ×
2 matrix die u hebt gespecificeerd
voor MatA.
3. Voer de onderdelen in van MatA: 2111.
4. Voer de volgende toetsbewerking uit: V(Define
Matrix)(MatB)(2 rijen)(2 kolommen).
5. Voer de onderdelen in van MatB: 2A1A12.
6. Druk op om verder te gaan naar het berekeningsscherm en voer de
berekening uit (MatA × MatB): V(MatA)V(MatB).
Dit toont het MatAns scherm
(Matrixantwoordgeheugen) met de
berekeningsresultaten.
Matrixantwoordgeheugen (MatAns)
Als het resultaat van een berekening die is uitgevoerd in de Matrix-modus
een matrix is, zal het MatAns-scherm verschijnen met het resultaat. Het
resultaat zal ook worden toegekend aan een variabele met de naam
“MatAns”.
De MatAns-variabele kan worden gebruikt in berekeningen, zoals hieronder
wordt beschreven.
Voer de volgende toetsbewerkingen uit om de MatAns-variabele in een
berekening in te voegen: V(MatAns).
Door op één van de volgende toetsen te drukken als het MatAns scherm
wordt getoond, zal automatisch naar het berekeningsscherm worden
gewisseld: , , , , 0, ", @"(x
3
).
Gegevens van de matrixvariabele toekennen en
wijzigen
Om nieuwe gegevens aan een matrixvariabele toe te wijzen
1. Druk op V(Define Matrix) en selecteer dan op het menu dat
verschijnt, de matrixvariabele waaraan u gegevens wilt toekennen.
2. Gebruik in het dialoogvenster dat verschijnt, een cijfertoets ( tot )
om het aantal rijen op te geven.
3. Gebruik in het dialoogvenster dat verschijnt, een cijfertoets ( tot )
om het aantal kolommen op te geven.
27