User manual - fx9860GSD_9860G

20050301
9-6-6
Statistische grafieken
kk
kk
k Instellen van de frequentie
De frequentie geeft aan hoeveel keer elk statistisch waarnemingsgetal wordt herhaald. De
frequentie is standaard ingesteld op 1. Met deze instelling wordt elk waarnemingsgetal (x) of
koppel waarnemingsgetallen (x, y) als één punt op de grafiek voorgesteld.
Als er echter veel waarnemingsgetallen zijn, kan het tekenen van één punt per
waarnemingsgetal (x) of koppel waarnemingsgetallen (x, y) tot gevolg hebben dat de grafiek
onnauwkeurig en moeilijk leesbaar wordt. In dit geval kunt u een frequentiewaarde voor elk
waarnemingsgetal opgeven om het aantal getekende punten van veelvoorkomende
waarnemingsgetallen te beperken. Hierdoor wordt de grafiek beter leesbaar.
u De frequentie van elk waarnemingsgetal opgeven
1. Voer de frequentiewaarden in de spreadsheet in.
In dit voorbeeld voert u de frequentiewaarden in
voor de voorbeeldgegevens op pagina 9-6-3.
Frequentiekolom (C)
2. Druk op 6(SET) in het submenu GRPH om het instelscherm te openen.
3. Gebruik de cursortoetsen f en c om Frequency aan te klikken.
4. Druk op 2(CELL).
•Nu kunt u het celbereik voor de frequentie invoeren. Het functiemenu verandert bij de
dubbele punt (:).
5. Voer het celbereik voor de frequenties in (C1:C5 in dit voorbeeld).
•Druk op 1(:) om een dubbele punt in te voeren.
6. Druk na het instellen van alle parameters op J.