Operation Manual
9
Voorbeeld: Invoeren van functies
Kies
p
Graph 5
Vul achter Y1 de formule
x
2
in
x
2
=
f s
Sluit af met
l
Vul achter Y2 de formule
7
1
2
2
−x
in
Je kunt ook het verschil van twee functies als nieuw
voorschrift nemen: vul achter Y3 de formule Y1 – Y2 in.
Als de cursor achter het = teken staat kun je met
q
de Y
typen.
Met DELETE=
w
kun je een voorschrift wissen, maar als je de cursor op een regel zet en direct
gaat invoeren verdwijnt het vorige voorschrift ook. Gaat er iets mis, geen nood, met
d
krijg je het
oude voorschrift terug.
Bij OS 2.0 gebruik kopiëren en plakken.
Zie deel 1f
Kopiëren en plakken
CG20 Wil je de grafiek kleur veranderen? Typ FORMAT=
L
5
Zet de cursor op Line Color, dan
l
.
Zet de cursor op de gewenste kleur, typ dan
l
en
d
Bij de invoer van een nieuw voorschrift verschijnt de oorspronkelijke kleur weer.
Wil je dat een grafiek dunner of gestippeld wordt geplot, kies dan TOOL=
r
STYLE=
q
Maak je keus.
Ga naar het volgende voorschrift of sluit af met
l
9860G (II) Wil je dat een grafiek dikker of gestippeld wordt geplot, kies dan STYL=
r
Maak een keus. Ga naar het volgende voorschrift of sluit af met
l
2b Grafieken plotten
Een grafiek op de GR laten tekenen noemen we plotten.
View-Window
Eerst moet je een schaalverdeling kiezen, de kleinste en grootste x-waarden en y-waarden.
Dit stel je in met V-Window=
L e
De instelling STD=
e
geeft assen van -10 tot 10, maar je kunt ook Xmin en max en Ymin en max
zelf instellen.
Scale zet streepjes op de assen met tussenstappen die je hiermee hebt ingesteld.
Zorg voor niet meer dan zo’n 20 streepjes op een as.
dot stelt zichzelf in.
CG20 ls de afstanden tussen de lijnen niet te klein worden, geeft de GR een rooster bij het plotten.
Maximaal 25 bij 13 hokjes. Staat Scale op meer stappen ingesteld, dan verschijnt er geen
rooster. De optie ZOOM AUTO (zie 2c) stelt zelf de Scale in en geeft altijd een rooster.
Met INIT=
q
krijg je een assenstelsel waarbij de eenheden op de assen gelijk zijn.
De View-Window sluit je af met
l
Grafieken worden geplot met weer
l
, maar je mag ook
DRAW=
u
intypen.
Heb je meerdere functievoorschriften en wil je maar één grafiek plotten, dan moet je met de cursor op
de andere grafieken gaan staan en SEL=
q
intypen. De grafiek is dan uit en er staat een =teken in
een kleur die niet afwijkt van de formule. Nog een keer SEL zet de grafiek weer aan.