Operation Manual

11
2e Trace
L q
geeft een kruisje waarmee je over de grafiek kunt lopen (sturen met de cursorpijlen) Heb je
meerdere grafieken dan kun je met cursor omhoog of omlaag van grafiek wisselen.
Het is handig om een idee te krijgen van wat punten op de grafiek.
Het is echter niet bruikbaar om speciale punten te zoeken, bijvoorbeeld een snijpunt. Trace huppelt
daar zeer waarschijnlijk net overheen.
Typ je een getal uit het domein in (dus vanaf Xmin t/m Xmax), dan kun je Trace precies op het
bijbehorende punt zetten. De y-coördinaat krijg je ook te zien (dus een alternatief voor G-Solv Y-cal)
Als je de breuk
3
2
1
wilt invoeren doe je 1
z
2
z
3 Je ziet op de GR dan
Is er bij de CG20 op bovenstaande manier een punt aangewezen, dan zorgt
l
ervoor
dat de
coördinaten van het punt blijven staan.
2f Y in het RUN MENU
Heb je in
p
Graph 5
een voorschrift in Y1 gezet, dan is hij
in
p
Run-Martix 1
eenvoudig te gebruiken.
Wil je
)3(f
berekenen bereken je als volgt:
typ
o
GRPH=
r
Y=
q
en dan 1
(
3
) l
zoals in de eerste regel hiernaast.
2g Functie met een parameter
Je kunt je GR een functie met een parameter laten plotten.
Als je invoert:
Y3=
2
x
A
x
, [ A=0, 2, 4, 6]
krijg je vier de grafieken geplot.
De haken krijg je met
L +
en
L -
A krijg je met
a f
en de = krijg je met
L .
Parametervoorstellingen en poolvoorstellingen van grafieken worden uitgelegd in deel 6