User Manual

Table Of Contents
13-6
u Gegevens in het hoofdgeheugen bijwerken bij beëindiging van een USB-
verbinding
Tijdens een USB-verbinding tussen de rekenmachine en een computer kunt u via de computer
de inhoud van de map @MainMem bewerken door mappen en bestanden te verwijderen,
bestanden te bewerken, bestanden toe te voegen, enzovoort. Wanneer u de USB-verbinding
verbreekt, worden de gegevens in het hoofdgeheugen van de rekenmachine bijgewerkt met
de huidige inhoud van de map @MainMem. Houd rekening met de volgende belangrijke
punten.
Wanneer u de map @MainMem verwijdert, worden alle gegevens in het hoofdgeheugen van
de rekenmachine geïnitialiseerd.
Wanneer u de map @MainMem bijwerkt, heeft dit invloed op drie mapniveaus in de
hoofdmap van het opslaggeheugen.
SMEM Hoofdmap van opslaggeheugen
@MainMem (niveau 1)
Folder (niveau 2)
Folder (niveau 3) Bijwerken heeft invloed op bestanden tot en met dit
niveau
De overige mappen en bestanden worden verplaatst naar de map “SAVE-F” in het
opslaggeheugen.
Wanneer u een g1m-bestand aan de map @MainMem toevoegt terwijl er een USB-
verbinding tussen de rekenmachine en een computer tot stand is gebracht, worden
de gegevensitems in het g1m-bestand naar het hoofdgeheugen van de rekenmachine
gekopieerd. Zie “Gegevens in het hoofdgeheugen tijdens een USB-verbinding” (pagina
13-4) voor informatie over de namen van gegevensitems in het hoofdgeheugen die
overeenkomen met de namen van de g1m-bestanden in de map @MainMem. Als zich in
het hoofdgeheugen geen groep bevindt die overeenkomt met de gegevensitems in het
g1m-bestand, wordt er automatisch een overeenkomende groep gemaakt en worden de
gegevensitems naar die groep gekopieerd.
Afhankelijk van het gegevenstype, wordt er een bevestigingsvenster voor overschrijven
weergegeven als zich in het hoofdgeheugen van de rekenmachine al gegevens met
dezelfde naam als de gekopieerde gegevens uit de map @MainMem bevinden. Zie de
kolom “Controle op overschrijven” in de gegevenstabel op pagina 13-11 voor informatie
over de gegevenstypen die een bevestigingsvenster veroorzaken. “Ja” betekent dat er een
bevestigingsvenster wordt weergegeven, “Neen” betekent dat de kopieerbewerking wordt
uitgevoerd zonder dat er een bevestigingsvenster wordt weergegeven.
Als u niet-ondersteunde bestanden of mappen in de map @MainMem plaatst, worden deze
verplaatst naar de map “SAVE-F” in het opslaggeheugen van de rekenmachine en worden
deze niet weergegeven in het hoofdgeheugen.
Als de beschikbare capaciteit in het hoofdgeheugen niet toereikend is voor de gegevens in
de map @MainMem, wordt het bericht “Memory ERROR” op de rekenmachine weergegeven
wanneer u de USB-verbinding verbreekt en wordt het hoofdgeheugen niet bijgewerkt.
Als zich een invoegbestand (.g1a/.g1l) in de map @MainMem bevindt, wordt dat bestand
verplaatst naar de hoofdmap van het opslaggeheugen. Als zich in de hoofdmap van
het opslaggeheugen echter al een invoegbestand met dezelfde naam bevindt, wordt
het bestaande bestand overschreven door het nieuwe bestand en wordt er geen
bevestigingsvenster weergegeven.