User Manual
2-47
    u Alle elementen van een matrix dezelfde waarde toekennen 
[OPTN]  -  [MAT]  -  [Fill]/[Aug] 
  Gebruik het Fill-commando om aan alle elementen van een matrix dezelfde waarde toe te 
kennen. Gebruik het Augment-commando om twee matrices samen te voegen tot één matrix.
  Voorbeeld 1  Ken aan alle elementen van matrix A de waarde 3 toe
   K2(MAT) 6( g) 3(Fill)
   d,6( g) 1(Mat) av(A) w
   1(Mat) av(A) w
• De “Fill”-opdracht kan worden gebruikt om dezelfde waarde te schrijven in alle 
vectorelementen.
  Voorbeeld 2  Voeg de volgende twee matrices samen:
   K2(MAT) 5(Aug)
   1(Mat) av(A) ,
   1(Mat) al(B) w
  • De twee matrices die u wilt samenvoegen moeten hetzelfde aantal rijen hebben. Als dat niet 
het geval is, verschijnt er een foutmelding.
  • U kunt het geheugen voor de laatste matrix gebruiken om de resultaten van de vorige invoer 
toe te kennen en veranderingen aan te brengen aan een variabele in een matrix. Om dit te 
doen, gebruik de volgende syntax. 
 Fill ( 
n , Mat 
α 
) 
  Augment (Mat 
α 
, Mat 
β 
) →  Mat 
γ 
  In het bovenstaande zijn 
α 
, 
β 
, en 
γ 
 de variableen van A tot Z, en n  is een andere waarde. 
Het bovenstaande tast de inhoud van het geheugen voor de laatste matrix. 
• De “Augment”-opdracht kan worden gebruikt voor het samenvoegen van twee vectoren in 
één matrix.
   u Een matrixkolom wegschrijven in een lijst   [OPTN]  -  [MAT]  -  [M  → L]
   Gebruik het Mat → List-commando om een kolommatrix weg te schrijven in een lijst.
   Mat  →  List (Mat X, 
m ) →  List n 
      X = naam van de matrix (A tot Z)
m  = kolomnummer
n  = nummer van de lijst
  Voorbeeld  Schrijf kolom 2 van de volgende matrix weg in lijst 1:
        Matrix A =  
1 2
3 4
5 6
   K2(MAT) 2(M → L)
   1(Mat) av(A) ,c)
   aK1(LIST) 1(List) bw
   1(List) bw
A =
1
2
B =
3
4










