User Manual

9-22
Geheugentype Opslagbewerking
Vectorgeheugen
(Vct A ~ Vct Z)
U kunt gegevens opslaan in een bereik van cellen in één rij of één
kolom in het vectorgeheugen. Terwijl een reeks cellen in één rij of
één kolom is geselecteerd, drukt u op 6( g)3(STO)5(VCT) en
voert u vervolgens de vectornaam in op het scherm dat verschijnt.
Belangrijk!
Hieronder staat beschreven wat er gebeurt wanneer u gegevens probeert op te slaan in een
geheugen als een cel geen gegevens bevat, als een cel tekst bevat of als ERROR verschijnt
voor een cel.
Indien u gegevens toekent aan een variabele, treedt er een fout op.
Indien u gegevens opslaat in het lijstgeheugen, bestandsgeheugen, matrixgeheugen of
vectorgeheugen, wordt 0 in de betreffende cel(len) geschreven.
u Voorbeeld: Kolomgegevens opslaan in het lijstgeheugen
1. Selecteer in een kolom het celbereik dat u wilt opslaan in het lijstgeheugen.
Selecteer bijvoorbeeld A1:A10.
2. Druk op 6( g) 3(STO) 2(LIST).
Er verschijnt een scherm zoals rechts weergegeven.
In het veld “Cell Range” ziet u het celbereik dat u
geselecteerd hebt in stap 1.
3. Druk op c om “List[1-26]” aan te klikken.
4. Voer het lijstnummer (1 tot 26) in van het lijstgeheugen waar u de gegevens wilt opslaan en
druk vervolgens op w.
Bij de volgende stap worden gegevens die momenteel zijn opgeslagen onder het
lijstgeheugennummer dat u hier hebt opgegeven overschreven met de gegevens in het
celbereik opgegeven in “CellRange”.
5. Druk op 6(EXE) of w om de gegevens op te slaan.
k Gegevens uit het geheugen oproepen in een spreadsheet
De volgende tabel geeft een overzicht van de oproepbewerkingen voor elk geheugentype.
Meer details over elke bewerking vindt u in de voorbeelden onder de tabel.
Geheugentype Oproepbewerking
Lijstgeheugen
(Lijst 1 ~ Lijst 26)
U kunt gegevens vanuit een bepaald lijstgeheugen oproepen naar
een celbereik in een rij of kolom. Selecteer de eerste cel van het
bereik in een rij of kolom, druk op 6( g) 4(RCL) 1(LIST) en
geef het lijstnummer in op het scherm dat verschijnt.
De instelling “Move” van het instelscherm bepaalt of de gegevens
worden opgroepen in een kolomrichting of rijrichting (pagina 1-35).
Bestandsgeheugen
(Bestand 1 ~
Bestand 6)
U kunt gegevens vanuit een bepaald bestandsgeheugen
oproepen in de spreadsheet. Selecteer de cel voor de
linker bovenhoek van de opgeroepen gegevens en druk
vervolgens op 6( g) 4(RCL) 2(FILE). Geef vervolgens het
bestandsgeheugennummer in op het scherm dat verschijnt.