User Manual
9-18
  2. Druk op 6( g) 1(GRPH) 6(SET).
  • Het algemene grafiekinstelscherm verschijnt (StatGraph1 in dit voorbeeld).
  U kunt de instelling configureren voor het item 
dat oplicht op het scherm.
  Er verschijnt een functiemenu wanneer 
sommige instelitems worden geselecteerd.
  • Het aantal kolommen dat in stap 1 werd geselecteerd, bepaalt welke informatie 
automatisch wordt ingevoerd via het algemene grafiekinstelscherm.
 Indien u dit aantal 
kolommen selecteert: 
 Deze informatie wordt automatisch ingevoerd: 
 1 XCellRange 
 2 XCellRange, YCellRange 
 3 XCellRange, YCellRange, Frequency 
  • Hieronder staan alle instelitems op dit scherm beschreven. 
 Item Beschrijving 
 StatGraph1 Selecteer de naam van de gewenste instelling. U kunt tot drie 
verschillende instellingen registreren: StatGraph 1, 2 of 3. 
 Graph Type   Selecteer het grafiektype. De standaardinstelling is Scat 
(spreidingsdiagram). 
 XCellRange 
 Bepaalt het celbereik dat is toegekend aan 
x -as van de grafiek 
(XCellRange). Voor sommige grafiektypes verschijnt alleen XCellRange.  
 YCellRange 
 Bepaalt het celbereik dat is toegekend aan 
y -as van de grafiek 
(YCellRange). Voor sommige grafiektypes verschijnt YCellRange niet.  
 Frequency Bepaalt welke cellen waarden bevatten die de frequentie van elk 
grafiekitem aangeven. Selecteer 1(1) als u geen frequentiewaarden 
wilt gebruiken. 
 Mark Type 
 Bepaalt welk merkteken (  , ×  of • ) wordt gebruikt op het 
spreidingsdiagram. 
  3. Gebruik  f en c om het instelitem dat u wilt wijzigen te laten oplichten. Kies de gewenste 
instelling in het functiemenu dat verschijnt.
  • Zie “Het scherm met de karakteristieken van de grafiek oproepen” (pagina 6-2) voor meer 
details over de instelling van StatGraph1, Graph Type en Mark Type.
  • Om de instelling van XCellRange, YCellRange of Frequency te wijzigen, laat u het 
betreffende item oplichten om vervolgens het celbereik rechtstreeks in te voeren, of 
selecteert u 1(CELL) ( 2(CELL) voor Frequency) en wijzigt u het huidige invoerbereik. 
Bij handmatige invoer van een celbereik, gebruikt u 1(:) om een dubbele punt (:) tussen 
de twee cellen te plaatsen die het bereik bepalen.
  4. Druk na het configureren van de nodige instellingen op J of w.










