Operation Manual
35
Foto leerprogramma
1. Druk tijdens de OPNAME modus op [SET] (instellen).
2. Selecteer d.m.v. [8] en [2] de derde optie van boven in het
controlepaneel (AF Gebied).
3. Selecteer d.m.v. [4] en [6] de gewenste instelling en druk daarna op
[SET] (instellen).
4. Richt de camera op het onderwerp en druk de sluitertoets halverwege
in. Wacht totdat de camera de belichting en scherpstelling automatisch
bijstelt.
5. Druk de sluitertoets nu geheel in.
BELANGRIJK!
•“È
Meervoudig” kan niet worden geselecteerd voor het Autofocus gebied terwijl
u Gezichtsdetectie aan het gebruiken bent (pagina 40).
•“Ë
Traceren” kan niet worden geselecteerd voor het Autofocus gebied terwijl u
de Automatische Sluiter aan het gebruiken bent (pagina 69).
•Door “Ë
Traceren” te selecteren kunnen trillingen en ruis optreden doordat de
lens (het objectief) beweegt tijdens het traceren van het onderwerp. Dit duidt niet
op een defect.
Specificeren van het Autofocus gebied (AF gebied)
Puntmeten
Deze modus verzamelt metingen van een klein gebied in het midden
van het beeld. Deze instelling werkt goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 67).
Meervoudig
Wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt terwijl deze instelling
geselecteerd is, selecteert de camera het optimale Autofocus gebied
van de negen mogelijke gebieden. Het scherpstelkader van het
gebied waar het camera op scherpstelt wordt aangegeven in groen.
Traceren
Door de sluitertoets half in te drukken wordt scherpgesteld op het
onderwerp en zal het scherpstelkader de bewegingen van het
onderwerp gaan traceren.
Í
È
Ë
“Í
Puntmeten” of “Ë
Traceren” “È
Meervoudig”
Scherpstelkader Scherpstelkader