User manual - EXZ1200

156
GEAVANCEERDE INSTELLINGEN
Weergeven van het beeld dat u zojuist
heeft opgenomen (beeldcontrole)
Wanneer u de camera aanschaft, is deze aanvankelijk
geconfigureerd met de beeldcontrolefunctie ingeschakeld. De
beeldcontrole geeft het beeld weer dat u zojuist opgenomen
heeft zodat u het kunt controleren.
1. Druk tijdens een opnamemodus op [MENU].
2. Selecteer bij de “OPNAME” indextab
“Beeldcontrole” en druk vervolgens op [X].
3. Selecteer m.b.v. [S] en [T] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
Gebruiken van icoonhulp
Icoonhulp geeft begeleidende tekst over een icoon wanneer u
deze selecteert op het beeldscherm tijdens een opnamemodus.
De tekst voor icoonhulp wordt weergegeven tijdens de
volgende functies: opnamemodus, meten, flitserfunctie,
witbalans, zelfontspanner. Merk echter op dat de icoon
hulptekst voor het meten, de witbalans en de zelfontspanner
enkel verschijnt wanneer “Meten”, “Witbalans” of
“Zelfontspanner” toegewezen is aan de [W] en [X] toetsen
met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 154).
1. Druk tijdens een opnamemodus op [MENU].
2. Selecteer bij de “OPNAME” indextab
“Icoonhulp” en druk vervolgens op [X].
De camera configureren om dit te
doen nadat een beeld opgenomen is:
Selecteer deze
instelling:
Geef het beeld gedurende een seconde
weer
Aan
Niets Uit