User manual - EXV7_di

143
GEAVANCEERDE INSTELLINGEN
3. Selecteer m.b.v. [S] en [T] de gewenste
instelling en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
BELANGRIJK!
De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het
display wanneer de icoonhulpfunctie uitgeschakeld is.
Flitserfunctie icoon (pagina 72)
Witbalans icoon (pagina 128)
Meetfunctie icoon (pagina 132)
Het functiegeheugen gebruiken om de
defaultinstellingen bij het inschakelen
van de spanning te configureren
U kunt de camera zodanig configureren dat deze bepaalde
instellingen opslaat in het “functiegeheugen” telkens wanneer de
camera wordt uitgeschakeld waarna deze instellingen opnieuw
worden hersteld de volgende keer dat u de camera opnieuw
inschakelt. Hierdoor hoeft u de camera niet elke keer te
configureren telkens wanneer u hem in- en uitschakelt.
Zie stap 4 van de onderstaande instelprocedure voor informatie
aangaande de instellingen die u kunt opslaan met het
functiegeheugen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer bij de “REC” (opname) indextab
“Memory” (geheugen) en druk vervolgens op
[X].
3. Selecteer d.m.v. [S] en [T] het item dat u wilt
configureren en druk vervolgens op [X].
Om dit te doen:
Selecteer deze
instelling:
De icoon hulptekst weergeven naast de
icoon van een functie wanneer u de
functie selecteert
On (behouden)
Icoonhulp uitschakelen Off (Uit)
AWB