Operation Manual

177
BEWERKEN VAN BEELDEN
7. Selecteer d.m.v. [W] en [X] de foto voor de
layout en druk vervolgens op [SET] (instellen).
8. Herhaal stappen 6 en 7 voor alle kaders
(frames) in de layout.
Het laatste layout beeld wordt opgeslagen nadat u de
laatste foto ingestoken heeft.
Door op [MENU] te drukken wordt teruggegaan naar de
weergavemodus zonder het layout beeld op te slaan.
Het nieuwe beeld kan niet worden opgeslagen tenzij er
zich een foto bevindt in alle layout kaders.
BELANGRIJK!
Layout afdruk wordt niet ondersteund wanneer de instelling
van de beeldgrootte “3:2 (3264 × 2176 beeldpunten)” of
“16:9 (3264 × 1840 beeldpunten)” is.
Tijdens het weergeven van een layout beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de tijd aan
wanneer het laatst toegevoegde beeld oorspronkelijk
opgenomen was, dus niet wanneer de layout gemaakt
werd van het beeld.
De grootte van het beeld met meervoudige foto’s is bij deze
bewerking automatisch vastgesteld op 7M (3072 × 2304
beeldpunten).
U kunt m.b.v. de witbalansinstelling een lichtbrontype selecteren voor
een opgenomen beeld, wat de kleuren van het beeld zal beïnvloeden.
1. Geef tijdens de weergavemodus d.m.v. [W] en
[X] het beeld weer waarvan u de
witbalansinstelling wilt veranderen.
2. Druk op [MENU].
3. Selecteer bij de “WEERGAVE” indextab
“Witbalans” en druk vervolgens op [X].
Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is
wanneer een foto op het beeldscherm wordt weergegeven.
4. Selecteer d.m.v. [S] en [T] een instelling voor
de witbalans en druk vervolgens op [SET]
(instellen).
Bijstellen van de witbalans van een
opgenomen beeld
Wanneer u het beeld er uit wilt laten
zien alsof het opgenomen was onder
de volgende omstandigheden:
Selecteer deze
instelling:
Buiten bij goed weer (Daglicht)
Buiten, bewolkt tot regenachtig, in de
schaduw van bomen, enz.
(Bewolkt)
C