User Manual

NL-83
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
De hier getoonde procedure is een bedieningsstap in de
onderstaande procedures.
Stap 9 onder “Een volledig nieuw ritme creëren en dit
opslaan” (pagina NL-77)
Stap 9 onder “Een bestaand ritme bewerken en dit
opslaan” (pagina NL-79)
Stap 5 onder “Alleen de mixerinstellingen van een
bestaand ritme veranderen en dit opslaan” (pagina
NL-80)
1.
Houd 9 PART (MIXER) lang ingedrukt totdat
de [MIXER] indicator verschijnt.
De gedeelte aan/uit-status van het gedeelte dat wordt
bewerkt verschijnt.
2.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om het menu-item weer te geven dat u wilt
veranderen.
De oorspronkelijke standaardinstellingen zijn
aangegeven met een sterretje (*).
*1 Alleen drumsettonen kunnen voor de drum- en
percussiegedeelten worden geselecteerd.
Drumsetklanken kunnen niet worden geselecteerd voor de
bas en de akkoord 1 t/m akkoord 5 gedeelten.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
4.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets wanneer de
mixerinstellingen naar wens zijn.
1.
Selecteer in de ritmebewerkingsmodus het
begeleidingspatroon van de
kopieerbestemming.
Voer de stappen 1 t/m 3 uit onder “Een volledig nieuw
ritme creëren en dit opslaan” (pagina NL-77) of de
stappen 1 t/m 3 onder “Een bestaand ritme bewerken
en dit opslaan” (pagina NL-79).
2.
Druk op cs REGISTRATION [1].
“Element” verschijnt.
3.
Druk op de [6] (ENTER) bm cijfertoets.
Het geselecteerde ritmenummer en de ritmenaam
worden getoond.
4.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
nummer te selecteren van het ritme dat u wilt
gebruiken als de bron voor de
kopieerbewerking van het
begeleidingspatroon.
5.
Selecteer het begeleidingspatroon dat u wilt
gebruiken als de kopieerbron.
De indicator voor het geselecteerde begeleidingspatroon
(pagina NL-47) knippert.
* Bij meermalen indrukken van de toets wordt er beurtelings
omgeschakeld tussen variatiepatroon en invulpatroon.
Selecteer een intropatroon wanneer de
kopieerbestemming een intro is of een eindpatroon
wanneer de kopieerbestemming een einde is.
Wanneer de kopieerbestemming variatie 1 t/m 4 is,
selecteert u een van de variatiepatronen 1 t/m 4.
Wanneer de kopieerbestemming invulling 1 t/m 4 is,
selecteert u een van de invulpatronen 1 t/m 4.
Door nu op ck START/STOP te drukken begint
herhaalde weergave van het begeleidingspatroon dat
u als de kopieerbron heeft geselecteerd.
6.
Druk op [6] (ENTER) om de kopieerbewerking
uit te voeren.
“Sure?” verschijnt.
Maken van mixerinstellingen voor een
gedeelte dat wordt bewerkt
Itemnaam
(display)
Beschrijving Instellingen
Gedeelte
aan/uit (Part)
Stelt aan/uit voor het
geselecteerde gedeelte in.
On*, Off
Toon van
gedeelte
(Tone)
Stelt de toon van het
geselecteerde gedeelte in.
*
1
Volume
(Volume)
Regelt het volumeniveau
van het geselecteerde
gedeelte.
0 t/m 127*
Pan (Pan) Regelt de stereo-
panoramapositie van het
geselecteerde gedeelte. 0
geeft het midden aan,
terwijl een kleinere waarde
naar links verschuift en een
grotere waarde naar rechts.
–64 tot 0* tot
63
Nagalm
zenden
(Rev Send)
Bepaalt hoeveel nagalm
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0 tot 40* tot
127
Zweving
zenden
(Cho Send)
Bepaalt hoeveel zweving
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
Vertraging
zenden
(Dly Send)
Bepaalt hoeveel vertraging
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
0* t/m 127
Kopiëren van een bestaand
begeleidingspatroon om dit te bewerken
Om dit te selecteren: Druk op deze toets:
Intropatroon bo INTRO
Eindpatroon bt ENDING/SYNCHRO START
Variatiepatroon 1 t/m 4,
invulpatroon 1 t/m 4
bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m
bs VARIATION/FILL-IN 4*
CTX5000_3000_NL.book 83 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分