User Manual

Besturen van klanken
NL-34
4.
Gebruik bn [–] en [+] om de
dt MODULATION/ASSIGNABLE bewerking te
selecteren.
Het indicatorlampje links van de toets brandt wanneer
de toegewezen functie is ingeschakeld en is uit
wanneer de functie is uitgeschakeld.
5.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder
“Veranderen van de bewerking die wordt
uitgevoerd wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt” (pagina
NL-33).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Btn Func” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] om de functie te
veranderen die aan dt MODULATION/
ASSIGNABLE is toegewezen.
* Zie “Veranderen hoe de DSP-effecten worden toegepast
wanneer dt MODULATION/ASSIGNABLE wordt
ingedrukt” (pagina NL-34) voor informatie over het maken
van de instellingen.
4.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder
“Veranderen van de bewerking die wordt
uitgevoerd wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt” (pagina
NL-33).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “PartEnbl” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
3.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om het
gedeelte te selecteren waarvan u de instelling
wilt veranderen.
4.
Gebruik bn [–] en [+] om tussen aan en uit om
te schakelen.
Het effect wordt toegepast op de gedeelten die zijn
ingeschakeld en wordt niet toegepast op de gedeelten
die zijn uitgeschakeld.
5.
Wanneer de instelling naar wens is, houdt u de
[4] (EXIT) bm cijfertoets lang ingedrukt om het
instelscherm te verlaten.
Zie “Meerdere tonen weergeven (Lagen en Splitsen)” voor
details over de toetsenbordgedeelten (pagina NL-19).
De DSP-modules die met de onderstaande procedure
worden geregistreerd, vormen elementen van het DSP-
effect van dit Digitale Keyboard. Zie “DSP-bewerking”
(pagina NL-72) voor details over de instellingen en
parameters van de DSP-effecten.
1.
Voer de stappen 1, 2 en 3 uit onder
“Veranderen van de bewerking die wordt
uitgevoerd wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt” (pagina
NL-33).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “Btn Func” weer te geven.
3.
Gebruik bn [–] en [+] om de instelling te
veranderen naar “2 DSP”.
Om deze bewerking te selecteren:
Selecteert u
deze instelling:
Schakel de functie die aan de toets is
toegewezen alleen in wanneer de toets
wordt ingedrukt.
1 Moment
Schakel de functie heen en weer tussen
ingeschakeld en uitgeschakeld telkens
wanneer de toets wordt ingedrukt.
2 Toggle
Veranderen van de functie die aan
dt MODULATION/ASSIGNABLE is
toegewezen
Om naar deze functie te veranderen:
Selecteert u
deze instelling:
Vibrato 1 Mod
Verander de toepassing van de DSP-
effecten op de tonen overeenkomstig
de gebruikersinstellingen.*
2DSP
Instellen van het toetsenbordgedeelte
waarop een effect wordt toegepast wanneer
dt MODULATION/ASSIGNABLE wordt
ingedrukt
Veranderen hoe DSP-effecten worden
toegepast wanneer dt MODULATION/
ASSIGNABLE wordt ingedrukt
CTX5000_3000_NL.book 34 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分