User Manual
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
NL-110
■ Selecteren van een systeemspoorgedeelte
Wanneer het systeemspoor wordt geselecteerd als het
bestemmingsspoor, kunt u de onderstaande toetsen
gebruiken om het gedeelte te selecteren dat moet worden
bewerkt. U kunt de selectiestatus van elk gedeelte te weten
komen door te controleren of de indicators aangegeven in de
“Display” kolom van de tabel branden.
• De UPPER 1 en UPPER 2 gedeelten kunnen gelijktijdig
worden geselecteerd. De LOWER 1 en LOWER 2
gedeelten kunnen gelijktijdig worden geselecteerd. Bij
stappeninvoer van een gebeurtenis terwijl twee gedeelten
zijn geselecteerd, zal gelijktijdig dezelfde gebeurtenis in
beide gedeelten worden ingevoerd.
• Het gedeelte van automatisch harmoniseren en de
gedeelten van frasepad 1 t/m 4 kunnen alleen afzonderlijk
worden geselecteerd. Bij het selecteren van deze
gedeelten verdwijnen de indicators van de andere
gedeelten.
1.
Voer de procedure uit onder “Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus” (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om “TrkEvent” weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
“Trk Sy” verschijnt.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
systeemspoor op te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
De [EVENT] indicator verschijnt.
4.
Als er geen [ACCOMP] indicator wordt
weergegeven, drukt u op cm ACCOMP om
deze te laten verschijnen.
5.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om de gebeurtenis weer te geven binnen de
maat vanaf waar u de stappeninvoer wilt
starten.
• Het startpunt van de stappeninvoer is het begin van de
maat.
6.
Druk op cs REGISTRATION [1].
De [STEP] indicator verschijnt en de
stappeninvoermodus wordt ingeschakeld.
7.
Stel indien nodig de aanslagsnelheid
(toetsenbordaanslag) van de
akkoordgebeurtenis in.
• Zie stap 6 onder “Invoeren van nootgebeurtenissen
met stappeninvoer” (pagina NL-108) voor informatie
over hoe de instelling wordt gemaakt.
8.
Stel de gebeurtenislengte in van de
gebeurtenis die u in stap 9 gaat invoeren.
• Zie stap 7 onder “Invoeren van nootgebeurtenissen
met stappeninvoer” (pagina NL-108) voor informatie
over hoe de instelling wordt gemaakt.
9.
Selecteer de gebeurtenis die moet worden
ingevoerd.
*1 Zie “Veranderen van de instellingen voor het
begeleidingstoetsenbord” (pagina NL-48) voor details over
de akkoord-vingerzetmodus.
*2 Zie stap 8 onder “Invoeren van nootgebeurtenissen met
stappeninvoer” (pagina NL-108) voor informatie over hoe
de instelling wordt gemaakt.
10.
Herhaal de stappen 7 t/m 9 naar vereist.
11.
Druk op cs REGISTRATION [1] om de
stappeninvoermodus te verlaten.
De [STEP] indicator verdwijnt.
Om dit
gedeelte te
selecteren:
Druk op deze toets: Display
UPPER 1 cs REGISTRATION [7]
UPPER 2 dq UPPER LAYER
LOWER 1 dp SPLIT
LOWER 2
dq UPPER LAYER
(Lang indrukken)
Automatisch
harmoniseren
do AUTO HARMONIZE
Frasepad 1 cq PHRASE PAD [P1]
Frasepad 2 cq PHRASE PAD [P2]
Frasepad 3 cq PHRASE PAD [P3]
Frasepad 4 cq PHRASE PAD [P4]
Invoeren van akkoordgebeurtenissen met
stappeninvoer
Om dit in te voeren: Voer deze bediening uit:
Akkoordgebeurtenis Na het instellen van een
gebeurtenislengte in stap 8, gebruikt
u het begeleidingstoetsenbord om
een akkoord te specificeren.*
1
Rustpauze
(NonChord)
Na het instellen van een
gebeurtenislengte in stap 8, drukt u
op cs REGISTRATION [2].
Verbindingsboogje*
2
Na het instellen van de
gebeurtenislengte van een akkoord
voor verbinding met de vorige
akkoordgebeurtenis in stap 8, drukt
u op cs REGISTRATION [3].
CTX5000_3000_NL.book 110 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分