User Manual
NL-109
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
5.
Wanneer u het systeemspoor aan het
bewerken bent, kunt u het
bestemmingsgedeelte voor de invoer
specificeren.
• Zie “Selecteren van een systeemspoorgedeelte”
(pagina NL-110).
• Deze stap is niet nodig wanneer een solospoor wordt
bewerkt. Ga door naar stap 6.
6.
Stel indien nodig de aanslagsnelheid
(toetsenbordaanslag) en de poorttijdsnelheid
(feitelijke lengte) in van de nootgebeurtenis die
u gaat invoeren.
• De aanslagsnelheid- en poorttijdsnelheid-instellingen
die u hier maakt, worden toegepast op alle
nootgebeurtenissen die u invoert totdat u de
instellingen weer verandert.
• De aanslagsnelheid kan worden opgegeven als een
waarde (1 t/m 127) of door zelf een toets in te drukken
(waardoor een aanslagsnelheid wordt ingesteld
overeenkomstig de toetsdruk). De standaardinstelling
is 100.
• De poorttijdsnelheid geeft de nootlengte aan als een
percentage (1 t/m 100%) van de nootwaarde die u in
stap 7 instelt. Als bijvoorbeeld de poorttijdsnelheid
80% (standaardinstelling) is, wordt een kwartnoot (96
tikken) 76 tikken (96×0,8=76,8, decimaalgedeelte
afgerond).
* Wanneer “Key On” wordt geselecteerd, wordt de
aanslagsnelheid van de toetsenbordaanslag bij het
invoeren van een nootgebeurtenis gereflecteerd in de
aanslagsnelheidswaarde.
7.
Stel de nootwaarde (gebeurtenislengte) in van
de gebeurtenis die u in stap 8 gaat invoeren.
*1 Als u een gepunteerde noot of een trioolnoot wilt invoeren,
drukt u eerst op een toets van [1] t/m [6] en dan drukt u op
[7] of [8]. Om bijvoorbeeld een gepunteerde kwartnoot in te
voeren, drukt u op [3] en dan op [7].
• De nootwaarde ingesteld overeenkomstig de
toetsinvoer verschijnt aan de rechterkant op het display.
8.
Selecteer de gebeurtenis die moet worden
ingevoerd.
*2 Maakt de lengte van de voorheen ingevoerde
nootgebeurtenis langer. Als u bijvoorbeeld een kwartnoot-
gebeurtenis invoert en deze met een achtste noot wilt
verlengen, voer dan de volgende bediening uit: bm
cijfertoets [4] (achtste noot) - cs REGISTRATION [3]
(Verbindingsboogje).
• Bij het invoeren van een gebeurtenis gaat het
invoerpunt vooruit overeenkomstig de nootwaarde
ingesteld in stap 7.
9.
Herhaal de stappen 5 t/m 8 naar vereist.
• De bediening in stap 5 is niet nodig zolang als het
bestemmingsgedeelte hetzelfde blijft.
10.
Druk op cs REGISTRATION [1] om de
stappeninvoermodus te verlaten.
De [STEP] indicator verdwijnt.
Om dit in te
stellen:
Voer deze bediening uit:
Aanslagsnelheid (1) Druk op cs REGISTRATION [4].
(2) Gebruik bn [–] en [+] of de bl
regelaar om een waarde in stellen
of “Key On” te selecteren.*
(3) Druk op de [4] (EXIT) bm
cijfertoets.
Poorttijdsnelheid (1) Druk op cs REGISTRATION [5].
(2) Gebruik bn [–] en [+] of de bl
regelaar om een percentage in te
stellen.
(3) Druk op de [4] (EXIT) bm
cijfertoets.
Om deze nootwaarde in te
voeren:
Druk op deze bm cijfertoets:
Geheel [1]
Half [2]
Kwart [3]
Achtste [4]
Zestiende [5]
Tweeëndertigste [6]
Gepunteerde noot*
1
[7]
Triool*
1
[8]
Om dit in te voeren: Voer deze bediening uit:
Nootgebeurtenis Na het instellen van een nootwaarde
in stap 7, drukt u op de klaviertoets
voor de noot die u wilt invoeren. Bij
gelijktijdig indrukken van meerdere
klaviertoetsen wordt een akkoord
ingevoerd.
Rustpauze Na het instellen van een nootwaarde
in stap 7, drukt u op
cs REGISTRATION [2].
Verbindingsboogje*
2
Na het instellen van een nootwaarde
van een noot voor verbinding met de
vorige nootgebeurtenis in stap 7,
drukt u op cs REGISTRATION [3].
2 26
CTX5000_3000_NL.book 109 ページ 2018年3月26日 月曜日 午後5時37分