User Manual

Table Of Contents
NL-48
U kunt FUNCTION in combinatie met de klaviertoetsen gebruiken voor het maken van de diverse
instellingen.
1.
Gebruik “Klaviertoetsen die gebruikt worden voor het maken van instellingen” op
pagina NL-49 om het gewenste instelitem te vinden en de locatie op het
toetsenbord om de betreffende instelling te veranderen.
2.
Houd FUNCTION ingedrukt en gebruik dan de klaviertoetsen of de
bedieningstoetsen die u in stap 1 van deze procedure heeft gevonden voor het
maken van de gewenste instelling.
Er klinkt een meldtoon overeenkomstig de bediening die u uitvoert.
Voorbeeld: Om de meldtoon in of uit te schakelen, drukt u op de B}6 klaviertoets. Zie “

Meldtoon” op pagina NL-58.
3.
Laat FUNCTION los om de instelprocedure te voltooien.
Nadat u de bovenstaande stappen 1 en 2 heeft uitgevoerd, kunt u de onderstaande instellingen
maken door op de

Klaviertoetsen 0 t/m 9 te drukken of door de

– en + klaviertoetsen te
gebruiken.
Stemming

Octaafverschuiving van gedeelte (hoofd)

Octaafverschuiving van gedeelte (gelaagd)

Volume van gedeelte (hoofd)

Volume van gedeelte (gelaagd)

Toets-loslaatsnelheid

Aanhoudtijd (hoofdgedeelte)

Aanhoudtijd (gelaagd gedeelte)

MIDI OUT-kanaal (hoofdgedeelte)

MIDI OUT-kanaal (gelaagd gedeelte)

Programmawijziging verzenden

Volume van opgenomen melodie
Instellingen maken
Procedure voor het maken van instellingen
C2 C3 C4 C5 C6
C7
B}6