User Manual
Table Of Contents
- Omslag
- Inhoudsopgave
- Algemene gids
- Voorbereidingen voor het spelen
- Spelen op het keyboard
- Regelen van het geluid van een uitvoering
- Selecteren van een muziekinstrumenttoon
- Registreren van een toon onder een hoofdtoontoets (Toongeheugen)
- Spelen met aanslagvolume
- Gebruik van een pedaal
- Noten aanhouden nadat de klaviertoetsen zijn losgelaten
- Spelen met nagalm
- Spelen met een multidimensionaal ruimtelijk geluid (Surround)
- Twee tonen gelaagd laten klinken
- Veranderen van de toonhoogte in eenheden van een octaaf (Octaafverschuiving)
- Veranderen van de toonhoogte in stappen van een halve toon (Transponeren)
- Fijnstemmen van het toetsenbord (Stemmen)
- Veranderen van de toonschaalstemming van het toetsenbord
- Gebruik van de equalizer
- Opnemen van uw toetsenbordspel (MIDI-recorder)
- Opslaan en oproepen van een basisinstelling (MY SETUP)
- Instellingen maken
- Aansluiten van externe apparaten
- Koppelen met een smartapparaat (APP-functie)
- Aansluiten op een computer en gebruik van MIDI
- Gebruik van een kabel voor de verbinding met een audioapparaat
- Weergeven van het geluid van een apparaat geschikt voor Bluetooth-audio (Bluetooth-audio koppelen)
- Wissen van de koppelingsregistratie van een apparaat geschikt voor Bluetooth-audio
- Verbinden met een apparaat geschikt voor Bluetooth- MIDI
- Bluetooth uitschakelen
- Referentie
- MIDI Implementation Chart
Regelen van het geluid van een uitvoering
NL-33
Gebruik de onderstaande procedure om het volumeniveau van de hoofdtoon en de gelaagde toon in te
stellen.
1.
Houd FUNCTION ingedrukt en druk dan op de A3 of B3 klaviertoets.
• Laat FUNCTION niet los tot na de onderstaande stap 2.
2.
Gebruik de klaviertoetsen C4 t/m E5 om het volumeniveau in te stellen.
• U kunt een volumewaarde instellen tussen 0 en 127.
• Bij elke druk op de + of – klaviertoets verandert de volumewaarde met 1. Wanneer een van
deze klaviertoetsen ingedrukt wordt gehouden, worden de instelwaarden snel doorlopen.
• U kunt de klaviertoetsen 0 t/m 9 gebruiken om een specifieke volumewaarde in te voeren.
Voorbeelden:
– Om een volumewaarde van 20 in te stellen, drukt u op 2 en dan op 0. De volume-instelling
verandert niet totdat u FUNCTION in onderstaande stap 3 loslaat.
– Om een volumewaarde van 120 in te stellen, drukt u op 1, dan op 2 en dan op 0. In dit
geval verandert de volumewaarde zodra u het derde cijfer invoert.
• Druk de – en + klaviertoetsen tegelijk in om terug te keren naar de oorspronkelijke
standaardinstelling.
3.
Laat FUNCTION los.
Instellen van het volumeniveau voor elk gedeelte
C2 C3 C4 C5 C6
C7
A3 (hoofdgedeelte)
B3 (gelaagd gedeelte)
C2 C3 C4 C5 C6 C7
C4
C
C4
C4
C5
C5
C
C5
0123456789
+−
D4
C{4
C4 E4 F4 G4 A4 B4 C5 D5 E5
E}4