Operation Manual

Table Of Contents
71
Geavanceerde instellingen
Procedure
[r] (OPNAME) * [MENU] * Kwaliteit indextab * Contrast
U kunt één van de vijf instellingen van +2 (grootste contrast tussen licht en donker) tot
en met –2 (kleinste contrast tussen licht en donker) specificeren voor het contrast.
Procedure
[r] (OPNAME) * [MENU] * Kwaliteit indextab * Flitsintensiteit
U kunt uit vijf instellingen voor de flitsintensiteit kiezen van –2 (zwakste) tot en met +2
(sterkste).
De flitsintensiteit kan mogelijk niet veranderen wanneer het onderwerp zich te ver
weg of te dichtbij bevindt.
Procedure
[r] (OPNAME) * [MENU] * Kwaliteit indextab * Flitsassistent
Het onderwerp in beeld kan te
donker overkomen als de
flitsintensiteit niet genoeg is om
een onderwerp te bereiken dat zich
te ver weg bevindt. Mocht dit het
geval zijn, dan kunt u de
flitsassistent gebruiken om de
helderheid van het onderwerp te
vergroten zodat het lijkt dat de
hoeveelheid licht door de flitser wel
genoeg was. Selecteer “Automatisch” op Flitsassistent in te schakelen.
Instellen van het beeldcontrast (Contrast)
Specificeren van de Flitsintensiteit (Flitsintensiteit)
Inschakelen van de Flitsassistent (Flitsassistent)
Flitsassistent is
uitgeschakeld
Flitsassistent is
ingeschakeld