Operation Manual
D-36
Opnemen van uw spel op het toetsenbord
■ Ondersteunde spoordata
Hieronder volgt een omschrijving van de data die
opgenomen kunnen worden naar elk type spoor.
Systeemspoor, Sporen 01 tot en met 16
Toetsenbordnoten, toetsenbordtooninstelling (hoofd)
en pedaalbewerkingen
Alleen systeemspoor
Laag, splitsing, octaafverschuiving, nagalm, zweving,
toetsenbord temperament, tempo, automatische
begeleidingsweergave, automatische harmonisatie,
één-toets vorkeuze, muziekvoorkeuze,
*1
registratie
*1*2
1.
Neem het eerste onderdeel op naar het
systeemspoor.
• Volg de procedure onder “Opnemen of weergeven
van een enkele melodie” (pagina D-34) of “Opnemen
of weergeven van meerdere melodieën” (pagina
D-35) om het systeemspoor op te nemen.
2.
Ga d.m.v. de
(RECORDER) toets door de
standen van de recordermodi totdat de
RECORDER indicator knippert
(opnamemodus).
3.
Houd de
(FUNCTION) toets ingedrukt en
druk op de
(RECORDER) toets.
Hierdoor wordt het spoorselectiescherm getoond.
Selecteer d.m.v. de
(
w
,
q
) toetsen het spoor dat u
als volgende wilt opnemen (T01 tot en met T16).
Druk na het selecteren van een spoor op de
(EXIT)
toets om het spoorselectiescherm te verlaten.
4.
Selecteer de toon van het onderdeel dat u wilt
opnemen naar het spoor.
5.
Druk op de
(START/STOP) toets.
Hierdoor wordt de weergave gestart van wat u naar het
systeemspoor opgenomen heeft samen met de opname
van het op dat moment geselecteerde spoor. Speel wat
u wilt opnemen naar het huidige spoor samen met de
weergave van het systeemspoor.
6.
Druk nogmaals op de
(START/STOP)
toets om de opname te stoppen.
Hierdoor wordt de weergavemodus ingeschakeld.
Druk nogmaals op de
(START/STOP) toets om het
spoor te spelen dat u zojuist heeft opgenomen. Telkens
bij indrukken van
(START/STOP) wordt de
weergave gestart en gestopt.
• U kunt de volgende procedure gebruiken om
specifieke sporen in (weergave geactiveerd) en uit
(weergave gedeactiveerd) te schakelen. Hierdoor is
het mogelijk om alleen naar het gewenste spoor (de
gewenste sporen) te luisteren bij het opnemen van
een nieuw spoor.
7.
Herhaal de stappen 2 tot en met 6 zoals
benodigd om alle gewenste sporen op te
nemen.
*1 Alleen oproepen
*2 Het volumeniveau van de automatische begeleiding
en de transponeerinstelling van de opgeroepen data
wordt niet opgenomen in de opname.
Spoornaam Display
Systeemspoor Sys
Sporen 01 tot en met 16 T01 tot en met T16
Knipperen: Opnamemodus
(1) Houd de
(FUNCTION) toets ingedrukt en
druk op de
(RECORDER) toets.
Hierdoor wordt het melodieselectiescherm
getoond.
(2) Druk eenmaal op de
(i) toets.
Hierdoor wordt het spoor aan/uit scherm
getoond.
(3) Selecteer d.m.v. de
(w, q) toetsen het
gewenste spoor en druk vervolgens op de
(ENTER) toets om het in of uit te schakelen.